NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
Het noodlot van een ketter Bart Leeuwenburgh
Het noodlot van een ketter
Adriaan Koerbagh (1633-1669)

uitgeverij VANTILT, Nijmegen, 2013
ISBN 978 94 6004 114 3
€ 19.95
Bestellen
eerste   vorige   overzicht   volgende   laatste
De Republiek der Nederlanden (1588-1795) staat in de overlevering geboekstaafd als een tolerante vrijplaats in de wereld. Zij was immers voortgekomen uit een godsdienstoorlog met de Spanjaarden en menig onderdrukte groep vond in de lage landen een toevluchtsoord. Dat op die overlevering het nodige valt af te dingen maakt de geschiedenis van Adriaan Koerbagh duidelijk. Op 27 juli 1668 hoorde Adriaan Koerbagh in de martelkamer van het Amsterdamse stadhuis dat zijn tong moest worden doorboord, zijn rechterduim moest worden afgehakt, zijn boeken moesten worden verbrand, zijn goederen in beslag moesten worden genomen en dat hij voor dertig jaar in het rasphuis moest worden opgesloten.

Wat daaraan voorafging wordt uitgebreid beschreven in deze studie van de Rotterdamse filosoof Bart Leeuwenburgh. Adriaan Koerbagh was, samen met zijn broer Johannes, een van de voormannen van wat later de vroege verlichting is gaan heten. Koerbagh was een vrijdenker en stelde de autoriteit van de rede boven die van dogma’s van kerk en staat en kan dus als een echte vrijdenker worden gezien. Hij stond in contact met Baruch Spinoza en betoogde dat God gelijk is aan de natuur, en dat de natuurwetenschap in feite de ware theologie was. De bijbel was een verzinsel van mensen, net zoals dogma's als de drie-eenheid en de goddelijke natuur van Christus.

Koerbagh tekende zijn doodvonnis doordat hij zijn gedachten aan papier toevertrouwden. In 1668 deed hij dat onder pseudoniem in een soort woordenboek Een Bloemhof van allerley lieflijkheyd, maar daarop volgde later dat jaar Een Ligt schynende in duystere plaatsen, om te verligten de voornaamste saaken der Godsgeleerdtheyd en Godsdienst dat een regelrechte aanval vormde op de leerstellingen van de gereformeerde kerk. Hij werd verraden door zijn drukker, werd in de boeien geslagen en voor het gerecht van de Amsterdamse schepenen gesleept. Daar nam hij – om zijn broer die nauw met hem samenwerkte vrij te pleiten - alle schuld op zich, waarna hij het gruwelijke vonnis tegen zich hoorde uitspreken. De gevestigde politiek-religieuze klasse zag haar gezag ondermijnd en moest tegen opkomende vrijdenkerij een daad stellen. Adriaan Koerbagh werd daarvan het slachtoffer.

Leeuwenburgh reconstrueert deze geschiedenis nauwgezet. Het boek biedt een zeer gedetailleerd inzicht in politieke en intellectuele discussies zoals deze na het beëindigen van de Tachtigjarige Oorlog in de Republiek worden gevoerd. Het jonge land was een paradox. Aan de ene kant was het, meer dan welk ander land in Europa, een voedingsbodem voor verlichte ideeën, maar tegelijkertijd getuigde het ook van een oude gewoonte, namelijk dat zittende machten moeilijk uit de voeten kunnen met revolutionaire gedachten. En dus hun gruweldaden daar op los laten. (JvdL)


Beoordeling redactie:
eerste   vorige   overzicht   volgende   laatste