1989 Het bestel op de schop Grote verscheidenheid aan organisaties, weinig power |
|
Na het uiteenvallen van de Nederlandse Organisatie voor Welzijnswerkers in 1988 is de animo binnen de brede sociale sector om zich in beroepsverenigingen te organiseren tot een minimum gedaald. Het zijn turbulente tijden, waarin alle verschillende soorten sociaal werk afzonderlijk hun eigen weg moeten zien te vinden. Het hele bestel gaat op de schop als gevolg van de Herstructurering Landelijke Organisaties, de HLO-operatie, waarmee niet alleen stevig wordt bezuinigd, maar ook nog eens de bezem wordt gehaald door het woud van koepelorganisaties die sinds jaar en dag als belangenbehartiger van de verschillende werksoorten het welzijnsbeleid in Nederland mede vormgeven. Voor het maatschappelijk werk was dat Joint, het sociaal-cultureel werk kende GAMMA en zo was er voor elke werksoort wel een gesubsidieerde landelijke organisatie, waarin werkgeversfuncties, werkontwikkeling en administratieve ondersteuning voor de instellingen werd georganiseerd. Vaak gaven ze ook een eigen tijdschrift uit. NIZW en VOG De HLO-operatie veegde deze koepelstructuur van de kaart. De subsidie van zo’n 35 organisaties werd per 1 januari 1989 stopgezet. Daarvoor in de plaats kwam het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW), met als taak de professionele werkontwikkeling te stimuleren en om te voorkomen dat men in alle gemeenten (die inmiddels het welzijnswerk onder hun hoede hadden gekregen) het wiel opnieuw ging uitvinden. De werkontwikkeling werd daarbij afgesplitst van de werkgeversfunctie, die in handen kwam van aparte werkgeversorganisaties, eerst verenigd in de Vereniging van Ondernemingen in de Gepremieerde en Gesubsidieerde sector (afgekort als VOG), vanaf 2002 in de MO-Groep, waarbij de afkorting staat voor Maatschappelijk Ondernemingen, die in 2016 werd gesplitst in Sociaal Werk Nederland en Jeugdzorg Nederland. Sociaal werkers hadden in dit beleidsgeweld lange tijd het nakijken. Ze raakten hun vertrouwde koepels kwijt en wisten niet wat er voor in de plaats kwam. Wat het brede NIZW voor hen kon betekenen was onduidelijk (anderhalf decennium later zou het NIZW zich weer opsplitsen in het op welzijn gerichte Movisie, het Nederlands Jeugd instituut (NJi) en Vilans, kennisinstituut voor zorg en ondersteuning). De Landelijke Vereniging van Maatschappelijk Werkers, in 1994 omgedoopt tot het vertrouwde Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers, kon terugvallen op een oude verenigingstraditie, maar dat gold veel minder voor andere sociaal werkers. Terwijl de bezuinigingen en reorganisaties elkaar in hoog tempo afwisselden, kenden zij geen organisatie die voor hen op de bres sprong. VVMW en Phorza Er ontstond een keur aan kleinere en specifieke beroepsverenigingen binnen het brede sociaal werk. Sommige hadden wortels in de jaren zeventig of eerder, andere ontstonden uit het samengaan van kleinere beroepsverenigingen. Zo ontstond er in 1998 een aparte Vereniging van vrijgevestigde maatschappelijk werkers (VVMW) die uiteindelijk zo’n 120 leden telde. Te weinig om veel in de melk te kunnen brokkelen. In 2010 besloot de VVMW zich aan te sluiten bij de NVMW. Die weg bewandelde ook Phorza, in 2005 ontstaan als beroepsvereniging van werkers in sociale en/of (ortho)pedagogische functies. Phorza kwam voort uit een fusie van de Nederlandse Vereniging van Sociaal Pedagogische Hulpverleners (NVSPH), de Nederlandse Beroepsorganisatie van Activiteitenbegeleiders en Activiteitentherapeuten (NBAA) en de Beroepsvereniging van Pedagogen (BVP). Echt een vuist kon de nieuwe beroepsvereniging niet maken. Eind 2010 besloot het bestuur van Phorza de vereniging op te heffen, vanwege het geringe draagvlak voor ‘inhoudelijke beroepsbelangenbehartiging en professionalisering’. Wat Phorza niet hielp was dat inschrijving in het ‘Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers’ losgekoppeld werd van het lidmaatschap van de beroepsvereniging. Phorza-leden vonden na 2010 onderdak bij de NVMW die daarvoor het Platform Jeugdzorg in het leven riep. Sociaal werkers in het jeugddomein hadden zich sinds 1996 verenigt in de Belangenvereniging Medewerkers bureau Jeugdzorg (BMJ), die zich eveneens vanwege een te gering ledental in 2015 bij de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) aansloot. Sindsdien behartigt de BPSW de belangen van deze groep. Onder meer door mee te doen in stuurgroepen van het Ministerie van VWS over professionalisering van de jeugdzorg. LCO en BON In zekere zin verkeerden opbouwwerkers nog in de gunstigste situatie om hun beroep verder te ontwikkelen. Onder leiding van voorman Wil van de Leur waren zij erin geslaagd aan de reorganisatiedans van de HLO te ontsnappen. Zij kenden een eigen ondersteuningsorganisatie, het Landelijk Centrum Opbouwwerk, dat vakconferenties organiseerde en een eigen vakblad uitgaf: MO/Samenlevingsopbouw. In 2001 probeert het LCO een nieuwe beroepsvereniging op te richten: de Beroepsvereniging Opbouwwerkers Nederland, afgekort als BON, maar dat wordt geen succes. Meer dan 100 leden heeft de BON nooit ingeschreven, wat Wil van de Leur doet verzuchten dat opbouwwerkers werkelijk alles en iedereen kunnen organiseren, behalve zichzelf. CoDe2.0 en Krachtproef De onstuimige opkomst van het internet introduceerde ook andere mogelijkheden voor sociaal werkers om vakkennis uit te wisselen en met elkaar in contact te treden. Waarom drempels opwerpen als een betaald lidmaatschap en een exclusieve vereniging met ledenvergaderingen als je je met één klik kunt aansluiten bij een digitaal netwerk van collega’s? Zo ontstonden er verschillende digitale professionele netwerken via Facebook en LinkedIn. Eén van de eerste initiatieven in deze sfeer kwam van opbouwwerkers. In 2010 richten zij CoDe 2.0 op, een LinkedIn-groep, waarbij CoDe de afkorting is van Community Development. Meer dan 500 mensen sloten zich aan, het leek te werken. Maar na een paar jaar gooide het kernteam toch de handdoek in de ring: deze meest verantwoordelijke leden werden voortdurend uitgenodigd om namens de groep te spreken in alle gremia waar beroepszaken aan de orde kwamen. Dat trokken ze niet, het kostte zoveel tijd dat ze in 2013 de stekker eruit trokken. Snel daarop volgde een nieuw initiatief in opbouwwerkland. Dat tooide zich met de naam Krachtproef, en kwam uit de koker van twee oer-opbouwwerkers met een lange staat van dienst: Joop Hofman en Hans Hoogvorst. Ze hadden de vakontwikkeling zien verdwijnen in de vergaarbak van het NIZW en in de praktijk gekaapt zien worden door wethouders, docenten, adviesbureaus, wijkmanagers, die steeds preciezer voorschreven wat opbouwwerkers moesten doen. Uit de irritatie daarover ontstond Krachtproef. Zij riepen op tot nieuw elan: ‘weer vitaal, vertrouwend op eigen kracht, met ondernemingszin en oog voor kansen.’ Het resultaat was een meerdaags opbouwwerkfestival in het Drents Havelte in 2013. Een formule die sindsdien met succes meermalen is beproefd. Krachtproef ziet zichzelf niet als beroepsorganisatie, maar eerder als beweging-van-onderop. Het is een fluïde netwerk, dat naast het Krachtproef-festival regelmatige PopUp-bijeenkomsten organiseert. De beweging kent ook een website waar informatie wordt uitgewisseld. Het is met recht een ‘kennisplatform voor opbouwwerkers en community builders’. Uitdaging BPSW Deze ontwikkelingen vormen een uitdaging voor de BPSW, de in 2015 uit de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers voortgekomen Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk. De Beroepsvereniging wil opnieuw, net zoals de Nederlandse Organisatie voor Welzijnswerkers (NOW) in 1978, alle verschillende soorten sociaal werkers onder een vlag verenigen, ook de nieuwe vaak digitale netwerken. Dat is nodig omdat beroepen die geen gesprekspartners zijn voor de beleidsmakers, die niet aan tafel zitten om beroepsbelangen te verdedigen, zichzelf onnodig te kort doen. Sinds enige jaren functioneert er in dit kader een Strategisch Overleg Opbouwwerk waaraan ook meerdere opbouwwerkers van Krachtproef deelnemen. Ook andere beroepsvarianten zijn actief binnen de BPSW. Zo is er een Strategisch Overleg Bedrijfsmaatschappelijk Werk en zijn er groepen voor sociaal werkers in de gehandicaptenzorg, de ouderenzorg, de gezondheidszorg, de jeugdzorg en de ggz. Download PDF
Publicatiedatum: 01-11-2022
Datum laatste wijziging :07-11-2022 Auteur(s): Jos van der Lans, met dank aan Jan Willem Bruins. |
|