27 mei 1989. Op het Rotterdamse Schouwburgplein vindt de slotmanifestatie plaats van de actie ‘Heerma Zo Niet’. Gedurende de voorafgaande week hebben overal in Nederland lokale bewoners- en huurdersorganisaties geprotesteerd tegen de plannen van staatssecretaris Heerma om de volkshuisvesting te liberaliseren en de scheefheid in de sociale huurvoorraad te bestrijden. Jan-Kees Helderman, later een gerespecteerd wetenschapper op woongebied, treedt de hele week op als Heerma. Hij doet dat zo goed dat hij in Rotterdam met rotte tomaten wordt bekogeld en door politieagenten van het podium moet worden geleid. Ook elders denken actievoerders dat hij de echte Heerma is. Ludieke optredens met liedjes en een waterpas om de scheefheid te meten, doen daar niets aan af.
De actie ‘Heerma Zo Niet’ wordt georganiseerd door de drie landelijke bewoners- en huurdersorganisaties LOBH (Landelijke Organisatie Belangengroepen Huisvesting), NVH (Nederlands Verbond van Huurders) en LOS (Landelijk Ombudsteam Stadsvernieuwing). Het is een testcase om te zien of ze goed kunnen samenwerken, vooruitlopend op de beoogde fusie in de Nederlandse Woonbond. Ook hierin speelt Heerma een belangrijke rol. Hij dreigt de subsidiekraan dicht te draaien als de organisaties niet samengaan.
LOBH, LOS en NVH worden begin jaren zeventig opgericht, elk als uitvloeisel van een eigen strijd op het huurders- en bewonersfront. Verspreid door het land maken groepen met bijzondere woonwensen, van buitenlandse migranten tot woongroepen, hun woonbehoefte kenbaar. Zij krijgen in 1972 een landelijke vertegenwoordiger in de LOBH (toen nog Landelijk Overleg Bijzondere Huisvesting). In de groeikernen komen huurders van woningcorporaties in het geweer tegen de plannen om de huren te liberaliseren en fors te verhogen. Eind 1972 kunnen zij landelijk terecht bij het NVH. In de steden komen bewoners in opstand tegen de sloophamer, die hele wijken tegen de vlakte dreigt te slaan. Hiervoor wordt in 1973 het LOS opgericht. Alle drie bewegingen passen naadloos in de emancipatiegolf die Nederland in de jaren zestig van de vorige eeuw overspoelt. In navolging van protestacties in het buitenland schudden ook in ons land studenten en Provo’s de gevestigde orde wakker.
De drie organisaties hebben in hun beginjaren de wind in de rug. Het centrum-linkse kabinet-Den Uyl, dat in 1973 aantreedt met twee PvdA-staatssecretarissen op woongebied (Jan Schaeffer en Marcel van Dam), verstrekt subsidies om professionele krachten in te huren. Daarmee kunnen de organisaties een klein, maar lokaal vaak zeer effectief apparaat opbouwen. Op landelijk niveau zijn er minder successen. LOBH, NVH en LOS slagen er tijdens hun zelfstandig bestaan niet in de positie van huurders in de wet- en regelgeving structureel te verbeteren.
Dat verandert met de komst van de Nederlandse Woonbond. De toenmalige coördinatoren René Mascini (LOBH), Jan Roncken (LOS) en Leon Bobbe (NVH) bereiden, onder meer met de actie ‘Heerma Zo Niet’, de fusie voor. De Nederlandse Woonbond wordt opgericht op 24 november 1990 en heeft vijf jaar nodig om een positie te verwerven in de Nederlandse volkshuisvesting en een solide financiële basis op te bouwen. De geschiedenis is daarna nauw verweven met die van de woningcorporaties en de politieke kleur van de kabinetten. In dit krachtenspel krijgen steeds meer corporaties oog voor het belang van overleg met hun huurders, niet zelden omdat zij worden bestuurd door mensen die voorheen bij LOBH, LOS of NVH werkten. De kleinere en moeilijker te organiseren huurders van particuliere huurwoningen vinden veel moeilijker de weg naar de onderhandeltafel van hun verhuurders.
De Woonbond boekt zijn grootste successen tussen 1998 en 2002. De woningcorporaties willen hun in 1995 verworven zelfstandigheid optimaal uitbouwen. Er is in politieke kringen, zeker onder de liberale staatssecretaris Johan Remkes, een sterke behoefte aan een tegenmacht tegen de corporaties. Het legt de Woonbond geen windeieren. Er komt een Overlegwet die huurders een structurele plek geeft in het overleg met de verhuurders. Bewoners die hun huis moeten verlaten vanwege sloop of renovatie, krijgen een wettelijk recht op een verhuiskostenvergoeding. De plicht voor huurders om bij verhuizing hun woning in de oorspronkelijke staat terug te brengen wordt afgeschaft. Verder weet de Woonbond in deze jaren, maar ook later, liberalisatieplannen tegen te houden en bezuinigingen op de huurtoeslag te verzachten. Intussen groeit het ledenaantal gestaag, zodat de Woonbond nu ruim de helft van de Nederlandse huurders vertegenwoordigt. Het actievoeren is daarbij nooit ver weg. Zo weet de Woonbond tussen 1999 en 2006 maximaal publicitair profijt te trekken uit de volstrekt onwetenschappelijke jaarlijkse verkiezing van de Beste en Slechtste sociale en particuliere verhuurder. Als reactie ontvangt de bond op zijn hoofdkantoor in Amsterdam een keer een doos met een paardenhoofd. Afzender onbekend.
Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw heeft de Woonbond jaren van forse tegenwind achter de rug. Ondanks onder meer een landelijke manifestatie ‘Houd huren betaalbaar’ op 8 april 2006 is het huren in Nederland steeds duurder geworden. De ontwikkelingen rond de zeggenschap van huurdersorganisaties zitten sinds de komst van de Overlegwet muurvast. Mogelijk staat de Woonbond echter voor een nieuwe bloeiperiode. De parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties concludeert in oktober 2014 dat een sterke tegenmacht noodzakelijk is om de woningcorporaties in het gareel te houden. Hiervoor wordt de positie van huurdersorganisaties (en gemeenten) in de Woningwet versterkt. Daarmee krijgt de Nederlandse huurdersbeweging wellicht, bijna vijftig jaar na haar geboorte, op sommige punten eindelijk de gelijkwaardige positie die ze altijd heeft nagestreefd.
Publicatiedatum: 12-01-2015
Datum laatste wijziging :06-10-2023
Auteur(s): John Cüsters,