NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
Verwante vensters
1974 Blijf van m’n lijf
Opvang voor en door vrouwen
eerste   vorige   homepage  
 
Iedere vrouw die was mishandeld door man of vriend was er welkom, er waren geen contra-indicaties en ook geen opnamestop. Het huis zat vaak tot aan de nok toe vol. De vrouwen draaiden… volwaardig mee in de organisatie van het huis. Ze namen de telefoon aan en deden de eerste selectie en opvang van nieuwe bewoonsters.’ (Anneke van Baalen, radicaalfeministe van het eerste uur, over de begintijd van Blijf-van-m’n-lijf)
In Amsterdam konden vanaf 1974 voor het eerst vrouwen terecht in een Blijf van m’n Lijf-huis – een veilig huis op een geheim adres, waar vrouwen konden ‘onderduiken’. Aanvankelijk wilde de actiegroep alles behalve een opvanghuis. Zo’n huis zou immers te veel lijken op een ouderwetse FIOM-instelling, waar vrouwen in de ogen van de activistes vooral klein gehouden werden en in hun ondergeschikte rol werden bevestigd. Zulke traditionele instellingen maakten vrouwen opnieuw afhankelijk, nu niet van hun partner, maar van de hulpverlening. Met deze visie distantieerden radicale feministen zich nadrukkelijk van de bestaande hulpverlening. Het idee dat vrouwen niet afhankelijk moesten worden van begeleiders, maar zo zelfstandig mogelijk moesten functioneren, werd het ‘zelfhulpprincipe’ genoemd. Het was opvang voor en door vrouwen. Dat principe vond grote weerklank. Binnen tien jaar tijd kreeg het initiatief in Amsterdam navolging in twintig steden. Zwolle volgde als tweede, Hilversum als laatste. In die eerste tien jaar werden 12.000 vrouwen en 24.000 kinderen opgevangen.

De Blijf van m’n Lijf-huizen deden meer dan alleen het opvangen van vrouwen en hun kinderen. Ze vroegen ook publieke aandacht voor het fenomeen geweld in de privésfeer, dat in hun ogen een enorm onderschat probleem vormde. De oorzaak van die miskenning zochten zij in de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. Het lukte uiteindelijk maar mondjesmaat om vrouwenmishandeling en huiselijk geweld echt op de maatschappelijke agenda te plaatsen. Omdat het zich vooral voltrok in de privésfeer, met alle moeilijkheden met betrekking tot de bewijsvoering van dien, bleven de autoriteiten lange tijd zeer terughoudend.

Het heeft tot het begin van de eenentwintigste eeuw geduurd voordat vrouwenmishandeling – inmiddels vooral aangeduid als ‘huiselijk geweld’ – eindelijk de nodige maatschappelijke en politieke aandacht kreeg. In 2002 ging het programma ‘Privé geweld – publieke zaak’ van start, waarbij zes ministeries en een groot aantal landelijke organisaties de handen ineensloegen om een professionele infrastructuur in het leven te roepen die een snellere en effectievere aanpak mogelijk moest maken. Hulpverlening, politie en justitie gingen daarbij nauw samenwerken.

Sinds het ontstaan van de Blijf van m’n Lijf-huizen heeft de visie op huiselijk geweld een ontwikkeling doorgemaakt. Het geweld wordt tegenwoordig meer gezien als een proces waarin alle betrokkenen op een vaak ingewikkelde wijze een aandeel hebben en waarin niet louter sprake is van daders (mannen) en slachtoffers (vrouwen en kinderen). Naast aandacht voor weerbaarheid van de slachtoffers is er daardoor meer nadruk komen te liggen op wat wordt aangeduid als ‘systeemgerichte benaderingen’, waarbij alle betrokkenen bij het geweld participeren. De positie van de slachtoffers is verbeterd. Was het in het verleden zo dat zij (vrijwel altijd vrouwen) het huis moesten ontvluchten, door het in werking treden van de Wet tijdelijk huisverbod in 2009 moet de pleger het huis verlaten. Deze ‘omkering’ maakt het mogelijk de hulpverlening op een andere, meer ambulante leest te schoeien.

De Blijf van m’n Lijf-huizen bestaan niet meer in de radicale vorm waarin ze in de jaren zeventig op het opvangtoneel verschenen. Sommige huizen hebben de poorten gesloten, andere fuseerden met wat ooit de traditionele vrouwenopvang heette (die onder invloed van – onder meer – de Blijf van m’n Lijf-huizen aanmerkelijk is gemoderniseerd) en een enkel huis ging zelfstandig verder (zie FIOM). De noodzaak van deze opvangvoorzieningen is nog steeds onverminderd groot, daarover bestaat geen twijfel. De aanpak is echter veranderd. In 2008 opende in Alkmaar het Oranje-Huis – een Blijf van m’n Lijf-huis ‘nieuwe stijl’, waarbij advies, hulpverlening en opvang vanuit een niet langer geheime locatie worden georganiseerd.

Lees in het Biografisch Portaal Sociaal Werk de biografie van Cecilia Pérez Yáñez, één van de eerste migrantenvrouwen die aan de slag ging in de vrouwenopvang. Zij was een pionier van de steunpunten huiselijk geweld en van de systeemgerichte aanpak en focus op eer.


Publicatiedatum: 01-08-2014
Datum laatste wijziging :02-06-2020
Auteur(s): Suzanne Hautvast,
Verwante vensters
Extra

Pioniers van het eerste Blijf-huis
Vijf Amsterdamse vrouwen, actief in de vrouwenbeweging, wilden iets doen aan geweld tegen vrouwen. Noor van Crevel werkte in het begin van de jaren zeventig als docente op de sociale academie. Beïnvloed door de tijdgeest van het maatschappelijk engagement werden de leerkrachten door de directie in staat gesteld een halve dag per week met behoud van salaris iets anders te doen, mits het vruchtbaar zou zijn voor het onderwijs. Van Crevel wilde ‘iets’ met vrouwen doen omdat ze constateerde dat in de hulpverlening het belang van vrouwen consequent ondergeschikt werd gemaakt aan die van het gezin of echtgenoot. Zij ontmoette Martine van Rappard die bij het JAC (Jongeren Advies Centrum) had geprobeerd een sectie vrouwenwerk op te richten waar ze om was uitgelachen. Van Crevel en Van Rappard gingen in april 1973 samen met Grietje Bosma, Betty Vinken en Marga van Rijen op bezoek bij Chiswick Women’s Aid, het eerste opvanghuis voor mishandelde vrouwen, in 1971 in Londen gestart door Erin Pizzey. Dit opvanghuis was mede de inspiratiebron voor het eerste Blijf van m’n Lijfhuis in Amsterdam.

Verder studeren
Literatuur
  • Janneke van Mens-Verhulst, Betteke Waaldijk (red.) (2008), Vrouwenhulpverlening 1975-2000 Houten: Bohn Stafleu van Loghum, ISBN 978903135542.
  • Martine van Rappard (1988), Tot hier en niet verder. Het verzet van mishandelde vrouwen.  Baarn: Ambo.
  • Erin Pizzey (1974), Scream Quietly or the Neighbours Will Hear. London: Pelican.
  • Erin Pizzey (2011), This Way to the Revolution: A Memoir. London: Peter Owen Publishers.
Aanvullend materiaal
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
Video



Gepubliceerd op 14 oktober 2014.
De twee filmpjes ‘Blijf van m’n Lijf, van geheim naar veilig: 40 jaar vrouwenopvang 1974 – 2014’ van elk ca 7 minuten geven een beeld van de ontwikkelingen in veertig jaar vrouwenopvang. Ze zijn gebaseerd op de oral history interviews die Atria gehouden heeft met vijf vrouwen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de verschillende perioden.
Deel 1: De beginjaren, gaat over de oprichting van het eerste Blijf-huis in 1974 en de jaren daarna.



gepubliceerd op 14 oktober 2014.
Deel 2: De toekomst tegemoet, gaat over de ontwikkelingen vanaf de jaren negentig naar de opening van het Oranje Huis in 2011 en ideeën voor de toekomst.

eerste   vorige   homepage