NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
De vlucht naar boven Jan J.B. Kuipers
De vlucht naar boven
Tegenculturen in Nederland in de jaren zestig en zeventig

Walburg Pers, Zutphen, 2023
ISBN 978 94 6249 8952
€ 29.99
Bestellen
eerste   vorige   overzicht   volgende   laatste
De jaren zestig staan bij velen bekend als het decennium, waarin gebroken werd met de tot dan heersende cultuur en de jongeren het heft in handen namen. Daarbinnen geldt 1968 wel als het revolutiejaar. In De vlucht naar boven brengt Jan Kuipers de verschillende tegenculturen van die tijd in kaart. Het tijdvak neemt hij wat breder: geen tien jaar, maar 25 jaar, zeg maar van 1955 tot 1980. De titel ‘vlucht naar boven’ is een bewust gekozen variant op het bekendere ‘vlucht naar voren’ met als betekenis: “onmiddellijk ontstijgen zonder naar beneden te kijken; de hemel bestormen op de vleugels van idealen of psychofarmaca, of allebei” (p. 9-10).
Kuipers heeft het boek het karakter gegeven van een brede documentaire met chronologisch-thematische opzet. Dat betekent, dat hij begint met een schets van de jaren vijftig en vervolgens allerlei (jeugd)subculturen en sociale bewegingen presenteert om te eindigen met de jaren tachtig. Hij schuwt daarbij zijn eigen ervaringen als opgroeiende jongere in Zeeland niet. Regelmatig illustreert hij zijn verhaal met persoonlijke belevenissen. Zo krijgen we een inkijkje in de ontwikkeling van het open jongerencentrum De Beuk in Middelburg, de nevelige herinneringen aan het popfestival in Kralingen of zijn verblijf van drie maanden in de jeugdzorginstelling Welkom in Arnhem. Waarschijnlijk is Kuipers ook een groot liefhebber van popmuziek of moeten we concluderen, dat muziek een belangrijk onderdeel is van de jongerencultuur. In ieder geval leest De vlucht naar boven ook als een kleine geschiedenis van de popmuziek van de jaren zestig.

Tussen activisme en escapisme
Voor mensen die de jaren zestig en zeventig hebben meegemaakt, roept De vlucht naar boven veel herkenning op en soms ook wat verdieping. Bij veel verschijnselen zocht Kuipers naar de vroegste verschijningsvormen, vond soms wortels in oudere tegenculturen in de jaren dertig of rond de vorige eeuwwisseling, maar vaker betrof het toch nieuwe initiatieven: de jongeren van de jaren zestig lieten zich minder dan vorige generaties invoegen in bestaande sociale verbanden. De ontzuiling van de samenleving werd ook zichtbaar in de uitwaaierende tegenculturen.
Zo maken we onder meer kennis met de apolitieke nozems van de jaren vijftig, de Ban-de-Bombeweging aan het begin van de jaren zestig, de eerste happenings van Robert-Jasper Grootveld (vanaf 1962) en de daaruit voortkomende provo’s (1965-1967), de groeiende populariteit van LSD en andere psychedelische middelen om de innerlijke ruimte te verkennen, de opkomst van de beatmuziek en de protestsongs, de ‘Summer of love’ van 1967 en de verbreiding van Provadya? en andere alternatief gerichte open jongerencentra, de bezetting van het Maagdenhuis (1969) en andere studenten- en scholierenprotesten, het Aquariustijdperk, de Rode Jeugd en andere splintergroeperingen aan de uiterste linkerzijde, de tweede feministische golf (Dolle Mina), de milieubeweging, de alternatieve hulpverlening en de kraakbeweging. Al deze tegenculturen schommelen tussen de polen van activisme (streven naar een andere maatschappij) en escapisme (vlucht uit deze maatschappij en zoektocht naar een beter innerlijk). Dit verzet tegen de dominante cultuur riept vanzelfsprekend ook allerlei maatschappelijke reacties op. Aanvankelijk wist de overheid zich geen raad en reageerde zij vooral met geweld. Dat leidde zelfs tot het aftreden van de Amsterdamse burgemeester Van Hall. Later leerde zij om minder de knoet te gebruiken en meer de geldkraan. De tegencultuur werd zo ingekapseld (Kuipers spreekt geregeld van ‘accomoderen’). Maar ook de voormannen en –vrouwen werden ouder, kregen banen en werden zelf deel van het ’estabishment’.

Betekenis sociaal werk
Vlucht naar boven geeft een mooi beeld van de tijdgeest van de jaren zestig en zeventig en helpt om veranderingen in het sociaal werk in die tijd te begrijpen. Inhoudelijk is hoofdstuk 12 het meest interessant voor de Canon Sociaal Werk, omdat dit expliciet gaat over de veranderingen in hulp en zorg, mede door de instroom van een nieuwe lichting links geschoolde jeugd-, jongeren-, opbouw- en welzijnswerkers. Zo besteedt Kuipers aandacht aan een ‘arbeidsbureau voor hippe jongeren’ in Den Haag als onderdeel van de Experimentele Maatschappij, de opkomst van alternatieve hulpverleningscentra JAC en Release en de sociale academie de Horst.
Hilarisch zijn de twee uitvoerige citaten van Loe Schout hoe zij begin jaren zeventig op initiatief van Paul Jansma, docent marxistische filosofie en praktijk aan de Alternatieve Academie op De Horst, werd ingeleid in de maoistische splinterpartij KEN-ML en moest gaan wonen in Rotterdam, “want de revolutie gaat niet in Driebergen-Zeist gemaakt worden.” (p. 220) Ook komen de Gekkenbeweging, de antipsychiatrie en het conflict rond Nieuw-Dennendal aan bod, waar Carel Muller een ‘verdunningsexperiment’ was begonnen, waarin mensen met een verstandelijke beperking op basis van gelijkwaardigheid tussen andere mensen waren geplaatst.
Niet expliciet gethematiseerd, maar wel als onderstroom in het hele boek aanwezig, zijn de veranderingen in het buurt- en clubhuiswerk. Veel centra ontwikkelen zich in die tijd van (kerkelijk geïnspireerd) jeugdpatronaat tot open jongerencentra, die zich gaan richten op andere groepen jongeren, zich openstellen voor allerlei alternatieve (muziek)stromingen en activiteiten en te maken krijgen met drugsproblemen en andere verslavingen.

Jan Maasen

Beoordeling
Historische relevantie
● ● ● ● ●
Relevantie sociaal werk
● ● ● ○ ○
Leesbaarheid
● ● ● ● ○
Illustraties
● ● ● ● ○


eerste   vorige   overzicht   volgende   laatste