NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
Pieter Hendrik   Schreuder



Pieter Hendrik Schreuder (1876 - 1947)


speciaal onderwijs, verstandelijke gehandicaptenzorg


pionier speciaal onderwijs, startte in Den Haag in 1902 ’hulpklas voor achterlijke kinderen’, bouwde deze uit tot een voorbeeldschool in veel andere gemeenten.


* * *


P.H. (Pieter Hendrik) Schreuder moet gezien zijn loopbaan wel een bijzondere man zijn geweest. Hij wordt terecht gezien als een van de grote voorvechters van het buitengewoon onderwijs. Een goed betaalde baan als schoolhoofd in Haarlem liet hij achter om in 1902 onderwijzer te worden aan een klas met ’achterlijke kinderen’. Deze klas was toen nog slechts een experiment. Garanties en vooruitzichten waren er niet. Maar juist het avontuurlijke van het experiment maakte dat hij de stap naar Den Haag maakte. De informatie die hij van zijn broer Anton had gekregen zal daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Weer als onderwijzer en vol met nieuwe ideeën ging hij aan de slag. Hij bouwde de klas uit tot een zelfstandige school.
Zijn school in Den Haag ging de spil vormen van waaruit het buitengewoon onderwijs zich ontwikkelde tot een apart stelsel van onderwijsvoorzieningen. De school waar hij begon bestaat nog en draagt zijn naam: P.H. Schreuderschool. Deze school staat op minder dan een steenworp afstand van het oorspronkelijke houten gebouwtje aan de Tenierstraat in de Schilderswijk, de Haagse volkswijk die ook nu nog als achterstandswijk bekend staat.
P.H. Schreuder kwam uit een onderwijsfamilie. Een zestal Schreuders, broer en neven vervulden in het Buitengewoon Onderwijs sleutelposities. P.H. was echter een begrip. Alleen het noemen van zijn voorletters of initialen was in onderwijskringen al voldoende om te weten wie bedoeld werd.

Jeugd en opleiding
P.H. bracht zijn jeugd door op Texel, waar zijn vader hoofd was van de openbare lagere school in De Cocksdorp. Zijn vader, Pieter Hendrik, trouwde met Barbertje Aafjes. Uit dat huwelijk werden zes kinderen geboren, drie jongens en drie meisjes. De oudste zoon, Anton, zou later hoofd van een ’school voor minvermogenden’ in Den Haag worden. P.H. was de vijfde in de rij en werd op 6 juli 1876 geboren.
Het gezin was Nederlands Hervormd en behoorde tot een ’verlichte’ stroming. Zijn oom, broer van zijn vader, was godsdienstonderwijzer en aanhanger van het Darbisme. De nadruk lag hierbij op het praktische en ’levend’ geloof. Bij huisbezoek werd vader Pieter Henrik veelvuldig geconfronteerd met de sociale gevolgen van alcoholgebruik. Beide ouders waren dan ook overtuigd lid van ’de blauwe knoop’. De gezins- en familieband was hecht en P.H. bleef een goede relatie met zijn familie onderhouden. Dat alle kinderen het onderwijs in gingen zal aan die goede verstandhouding met de familie zeker hebben bijgedragen.
P.H. werkte na zijn opleiding in Amsterdam bij zijn neef Johan, grondlegger van het Instituut Schreuder, een particuliere school die gebroken had met het strikt klassikale onderwijssysteem en nieuwe werkvormen had geïntroduceerd. Die school bestaat nog als ’Instituut Schreuder’. P.H. trad op 29 december 1898 in het huwelijk met Sibbeltje Hofstra. Sibbeltje had haar ouders op jonge leeftijd verloren en was opgegroeid in een weeshuis te Leeuwarden. Uit dat huwelijk werden drie kinderen geboren: Piet in 1901, Clas in 1904 en Ton in 1908.
Na een korte periode werkzaam te zijn geweest in Amsterdam werd hij hoofd van de school van de Doopsgezinde gemeente in Haarlem. Op die school wilde het bestuur de beste leerkrachten aantrekken en daarvoor werd meer betaald dan het gebruikelijke salaris. Het onderwijs moest aantrekkelijk en vernieuwend zijn. Deze school was de eerste school in Nederland die handenarbeid als leervak en als leervorm had ingevoerd. Hij bleef daar tot zijn broer hem in 1902 kandideerde voor een functie in Den Haag.

Werkzaam leven
Het werkzame leven van P.H. Schreuder werd door inspecteur Van Voorthuijsen bondig weergegeven: ’Het voornaamste van de arbeid van Schreuder is terug te brengen tot vier ’centres d’intérêt’: de redactie van het tijdschrift, het koloniewezen, het spreekonderwijs en de voortgezette vakstudie met het seminarium.’ P.H. Schreuder inspireerde zijn team, gaf het voorbeeld en was een democratisch leider. De leerkrachten aan zijn school moesten hun eigen keuzes kunnen maken: ’Niet steunen en rekenen op anderen, doch zelfstandig je eigen weg banen’ zei hij dikwijls. Vooral in de koffiepauzes werd gediscussieerd over methodes en nieuwe initiatieven. Als inspecteur Van Voorthuijsen kwam zei hij altijd: ’Ik heb het maar zo uitgemikt, dat ik net in de pauze kwam. Ik weet, dat ik daar altijd wijzer van word.’
De school van P.H. werd beroemd en vanuit zijn school werden onderwijzers tot hoofd benoemd in Amersfoort, Arnhem, Delft, Groningen, Haarlem en uiteraard ook in Den Haag. Ook was het P.H. die zorgde voor een betere rechtspositie voor de leerkrachten in het buitengewoon onderwijs. Daarnaast richtte hij verschillende verenigingen op waarvan hij dikwijls zelf voorzitter werd. De vereniging Zorg voor het Achterlijke Kind en de Vereeniging voor Logopaedie en Phoniatrie zijn hier voorbeelden van. Zijn voorzitterschap werd door het bestuur en de leden van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen zo gewaardeerd dat de voorschriften in het huishoudelijk reglement over niet- onmiddellijke herkiesbaarheid van bestuursleden, niet van kracht werden verklaard voor de voorzitter.
Daarbij was hij zo bezig met zijn school en verenigingen dat zijn vrouw, Sibbeltje, van alles voor het gezin moest regelen. Sibbeltje wilde het beste voor haar gezin en dat was waarschijnlijk de reden dat ze in Den Haag verschillende keren verhuisden. Zij zorgde ervoor dat P.H. zich geheel kon wijden aan zijn werk of, zoals hij het leek te voelen, ’zijn opdracht’. Overdag de school en ’s-avonds de vele vergaderingen. Ook bezocht hij op zijn Harley Davidson de cursisten van de vakopleiding in hun praktijksituatie.
Ton, zijn zoon, vond het soms minder leuk dat zijn vader zoveel weg was. Hij woonde dan een tijdje bij ’oom’ Jaap van Praagh. In 1935 nam P.H. afscheid van zijn school aan de Hooftskade en hoogleraar J. Waterink, mede bestuurslid bij de Stichting voor Buitengewoon Onderwijs, schreef toen: ’De naam Schreuder heeft in onze onderwijswereld een eigen klank. Met die naam associeert men gedegen kennis in onderwijszaken, grote toewijding aan het misdeelde kind, ongewone organisatietalenten; en P.H. is wel een waardige vertegenwoordiger van dit bijzondere soort van mensen, van dit bijzondere geslacht.’ Hij werd bij zijn afscheid benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Tevens werd hij ereburger van de gemeente Den Haag.
In 1937 kreeg P.H. een beroerte en werd halfzijdig verlamd. Hij kon niet meer praten. Hij moest opnieuw gaan leren schrijven, spreken en lezen, en werkte daartoe hele series schoolboekjes door. Uiteindelijk kon hij weer zijn tijdschrift lezen. Na het overlijden van zijn vrouw was hij gaan inwonen bij zijn zoon Ton in Lunteren. Ton was in 1934 getrouwd met Margaretha Elisabeth Schoorl. Haar ouders hadden haar in staat gesteld in Lunteren de voormalige vakantiekolonie De Leperkoen te kopen. Dat was een groot huis met vijftien hectares grond. Ton en Gree gingen dit huis als hotel exploiteren. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was De Leperkoen een toevluchtsoord voor joodse vluchtelingen. Tevens was het een ontmoetingspunt voor het verzet.
P.H. woonde tussen deze mensen. Ook zijn broer A.J. Schreuder verbleef hier korte tijd nadat zijn huis in Oosterbeek bij de Slag om Arnhem was vernietigd. Na de oorlog trok P.H. in bij zijn dochter in Amersfoort. Zij had zich daar als huisarts gevestigd en haar huis aangepast voor haar vader. Daar overleed P.H. op 13 maart 1947. Het personeel van de school aan de Hooftskade stelde in dat jaar aan het college van B en W van Den Haag voor om de school te vernoemen naar P.H. Schreuder. Sindsdien draagt de school deze naam.

Tijdlijn
1899 Benoeming in Amsterdam aan Instituut Schreuder, school van zijn neef en zwager J.Th.R. Schreuder.
1901 Benoeming tot hoofdonderwijzer aan de school van de Doopsgezinde Gemeente in Haarlem.
1902 Benoeming als onderwijzer 1ste klas aan de school voor gewoon lager onderwijs aan de Ammuntiehaven om onderwijs te geven aan de klas ’achterlijke kinderen’. Zijn jaarsalaris bedroeg f 1000,--.
1903 Lid van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen.
1904 Stellingen over de leerlingen en de toelating, aangenomen door de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen.
1905 Benoeming tot hoofd van de school voor Buitengewoon Onderwijs in Den Haag. Oprichter en voorzitter van de Haagse vereniging Zorg voor het Achterlijke Kind.
1906 Vicevoorzitter van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen.
1908 Oprichter en bestuurslid van het Instituut voor Individueel Onderwijs.
1909 Oprichter en eindredacteur van het Tijdschrift der Vereeniging van Onderwijzers en Artsen werkzaam aan Inrichtingen voor onderwijs aan Achterlijke en Zenuwzwakke kinderen, vanaf 1920 Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs.
1910 Ontwerper Salarisregeling voor leerkrachten aan scholen voor buitengewoon onderwijs.
Voorzitter van het Hoofdbestuur van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen. Oprichter en vicevoorzitter van de Centrale Vereeniging voor Vakantiekolonies voor Zwakzinnigen.
1911 Medeoprichter Vereeniging van Spraakleeraren.
1912 Oprichter en voorzitter van de afdeling ’s-Gravenhage van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen.
1919 Medeoprichter N.V. Uitgeversmaatschappij Haga.
1921 Lid werkcomité Elementaire Verstandsoefeningen.
1924 Lid commissie Individualisatie van het Onderwijs, ingesteld door de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen.
1927 Oprichter en voorzitter van de Vereeniging voor Logopaedie en Phoniatrie.
Oprichter en eindredacteur tijdschrift Logopedie en Phoniatrie.
Lid Federatief Comité voor de beroepsopleiding voor het buitengewoon onderwijs.
1928 Oprichter en hoofd van de polikliniek voor spraak- en stemgebreken in Den Haag. Lid Commissie Schoolverzuim, ingesteld door de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen.
1930 Lid Commissie Nazorg, ingesteld door het college van B en W van Den Haag. Lid van de Raad van Advies van de vereniging Arbeid voor Onvolwaardigen.
1932 Oprichter en bestuurslid, secretaris, van de Stichting voor Buitengewoon Onderwijs.
Coördinator en mededirecteur van de vakopleiding voor het buitengewoon onderwijs.
1934 Lid redactie studieboekenreeks Afwijkende Kinderen.
1935 Afscheid als hoofd van de school voor Buitengewoon Lager Onderwijs.
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Ereburger van de gemeente Den Haag.
1937 Als gevolg van ziekte het eindredacteurschap van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs neergelegd.
Publiceerde zijn laatste bijdrage in het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs.
1937 Trad af als voorzitter van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen werkzaam aan het Buitengewoon Onderwijs.
Benoemd tot Erevoorzitter van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen.
1941 Trad uit de redactie van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs.
1947 Hij overleed op 13 maart van dit jaar.

Deze biografische schets is als bijlage opgenomen in het proefschrift van Jan Brandsma, Strijdmakkers: ontstaan, groei en professionalisering van het Buitengewoon Onderwijs in Nederland, ca. 1895-1950, Rijksuniversiteit Groningen, 2022.


Publicatiedatum: 10-02-2022
Datum laatste wijziging :17-02-2022
Auteur(s): Jan Brandsma,



design by Anne Van De Genachte / built by Dutchlion 2015 / maintenance by Rstyle