1974 De arrestatie van Julius van der Werf Rechtszaak over professionele autonomie |
|
CANON BEROEPSVERENIGINGEN SOCIAAL WERK Beroepsverenigingen van sociaal werkers ondersteunen sociaal werkers in hun beroepsuitoefening. Soms komen sociaal werkers bij de uitoefening van hun functie in conflict met de overheid of met het bevoegd gezag van de instelling waar ze voor werken. Een geruchtmakend voorbeeld is dat van Julius van der Werf, een 31-jarige maatschappelijk werker bij Pro Juventute, een jeugdbeschermingsinstelling in Leeuwarden. Als hij op 6 maart 1974 gebeld wordt door Release Haarlem, een alternatieve jeugdhulpverleningsinstelling, dat er twee weggelopen minderjarige meisjes van 16 en 17 uit Leeuwarden na een nachtje Haarlem weer terug willen naar Leeuwarden, belooft hij de meisjes om hun ouders niet direct in te lichten. Van der Werf haalt ze van de trein en brengt ze onder in een gastgezin met het idee om de volgende dag met de meisjes te gaan praten over het oplossen van de problemen thuis. De ouders hadden aangifte van vermissing gedaan en hoewel Van der Werf de politie verzoekt om de opsporing op te schorten omdat hij de meisjes zo ver had dat ze weer met hun ouders wilden gaan praten, pakt de politie Van de Werf op en wordt hij aan een verhoor onderworpen. Als hij vervolgens weigert het verblijfsadres van de meisjes te geven, wordt hij een nacht opgesloten en strafrechtelijk vervolgd wegens ‘opzettelijke onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag’, het onder jeugdhulpverleners beruchte artikel 280 van het wetboek van strafrecht. Principekwestie De zaak trekt veel media-aandacht en de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW), steunt Julius door een begeleidingsteam te initiëren en financiën beschikbaar te stellen voor de rechtszaken. Voor Van de Werf, andere jeugdzorgwerkers en de NVMW was het een principekwestie geworden: Van de Werf was een gediplomeerd maatschappelijk werker, werkzaam bij een erkende jeugdzorginstelling. Bovendien had hij zich keurig aan de beroepscode voor maatschappelijk werkers gehouden: hij had een zwijgplicht ten aanzien van vertrouwelijke gegevens van zijn cliënten, ook al waren zij minderjarig. De jeugdzorgwerkers en de NVMW ergeren zich met name aan: ‘(…) de houding van de overheid, die enerzijds het georganiseerde maatschappelijk werk erkent en financieel steunt, en anderzijds de werkers “de handen gewoon afhakt”’, Van de Werf: ‘Het wordt tijd dat de rechteloosheid van de hulpverleners én de minderjarigen duidelijk aan de kaak gesteld wordt’ (Leeuwarder Courant, 16 maart 1974). Rechtszaak Toen de rechtszaak diende in de Rechtbank te Leeuwarden, de publieke tribunes afgeladen, bleek de Officier van Justitie niet zo’n hoge pet op te hebben van maatschappelijk werkers: hij betoogde in zijn requisitoir dat maatschappelijk werkers in het algemeen onzorgvuldig zijn in hun manier van optreden, ‘ze rotzooien maar wat aan’. Daarnaast is hij van mening dat: ‘(…) de ouderlijke macht een absolute macht is en dat het gezin het fundament van onze wereld is en dat dat in alle eeuwen en beschavingen zo is geweest.’ Van de Werf is volgens hem een ‘overtuigingsdader’, die doet wat zijn geweten hem ingeeft, ook al druist dat tegen de letter van de wet in. Aan de beroepscode had de Officier geen enkele boodschap. Als getuige-deskundige werd Bertje Jens ingeschakeld, zij had een belangrijke bijdrage geleverd aan de door de beroepsverenigingen opgestelde beroepscode voor maatschappelijk werkers, en licht tijdens de rechtszaak de betekenis van deze code voor maatschappelijk werkers toe. Het resultaat: Van der Werf werd vrijgesproken door de rechter, maar het Openbaar Ministerie procedeerde door tot aan de Hoge Raad, maar Van der Werf bleef vrijgesproken. De NVMW reageert in haar ledenblad, het NVMW-nieuws: ‘Erkenning van ons beroep in zo’n openbare behandeling is van groot belang voor de verduidelijking van ons beroep. Daarom zijn we erg blij met het vonnis’. (NVMW-nieuws, december 1974) Erkenning beroepscode De uitspraak van de Hoge Raad had een enorme uitwerking: enerzijds wordt de status van de sociaal werker en de beroepscode juridisch beter erkent, maar ook de positie van minderjarigen die door, onder meer deze zaak, niet altijd automatisch naar de ouders wordt teruggebracht als er grote problemen zijn. Vanaf 1983 werd artikel 280 (‘onttrekking aan het wettelijk gezag’) op initiatief van de Tweede Kamer aangepast. Nu staat er in de wet dat onttrekking nog steeds strafbaar is, behalve wanneer men direct de Raad voor de Kinderbescherming inlicht, wanneer men jeugdhulpaanbieder is, of wanneer met handelt ‘in het kader van zorgvuldige hulpverlening aan de minderjarige.’. De strijd van Van der Werf en de NVMW had effect gehad.
Publicatiedatum: 27-10-2022
Datum laatste wijziging :04-11-2022 Auteur(s): Eelco Boss, Jan Willem Bruins, |
|