1904 Waarom is sociaal werk in Nederland maatschappelijk werk gaan heten? |
|
CANON BEROEPSVERENIGINGEN SOCIAAL WERK Nederland is het enige land ter wereld waar het sociaal werk lange tijd niet onder die naam werd aangeduid. Nergens anders kent men zoiets als ‘maatschappelijk werk’, terwijl er in Nederland tussen 1952 en 1965 zelfs een ministerie naar is vernoemd. Voor de oorzaak daarvan moeten we terug naar de spoorwegstaking van 1903, de eerste grote georganiseerde staking van de arbeiders beweging in Nederland. De massale staking riep bij de bezittende klasse in Nederland het schrikbeeld op van een dreigende sociale omwenteling. Die schrik bereikte ook de in 1899 opgerichte ‘Opleidingsinrichting voor socialen arbeid’. Daar vond de leiding dat er een revolutionair smet was komen te rusten op ‘sociale arbeid’. Het woord ‘sociaal’ zou zo maar geassocieerd kunnen worden met ‘socialisme’, wat een obstakel zou zijn voor de werving van nieuwe studenten. Nog niet zo lang geleden scandeerden Oranjeklanten nog ‘Hophop hop, hangt de socialen op’, niet direct een aanbeveling voor de opleiding. Dus besloot men in 1904 de naam te veranderen in ‘School voor maatschappelijk werk’. Vanaf dat moment raakte deze omschrijving ingeburgerd, terwijl in internationaal verband altijd werd gesproken van ‘sociaal werk’. Een paar beroepsgroepen eigenden zich overigens de naam sociaal werk wel toe. Vanaf 1928 kennen we de psychiatrisch sociaal werkers, vermoedelijk de eerste beroepsvariant die zich consequent sociaal werker noemde. Vanaf 1947 kennen we de naam ook van de kerkelijk sociaal werksters en het bedrijfsmaatschappelijk werk werd met regelmaat ook sociaal werk in bedrijven genoemd. Ook in de vroege literatuur – bijvoorbeeld van Marie Kamphuis – wordt regelmatig gesproken over sociaal werk. In de media wordt na WOII soms over sociaal werk gesproken als een overkoepelende aanduiding van diverse beroepsvarianten. In de jaren zeventig solliciteert de aanduiding ‘welzijnswerk’ naar de positie van overkoepelend begrip, waardoor ‘sociaal werk’ naar de achtergrond verdwijnt. De term welzijnswerk blijkt echter met het naderen van de eeuwwisseling meer en meer een leeg begrip, waar steeds minder beroeps varianten zich in herkennen en dat associaties met de ‘zachte’ (lees wollige) sector oproept. De kentering kondigt zich aan in het eerste decennium van de 21e eeuw. Als de behoefte groeit aan ‘generalisten’ die in sociale wijkteams snel problemen kunnen afvangen en daarmee kunnen voorkomen dat mensen een beroep doen op duurdere specialistische hulp. De beroepsopleidingen besluiten daarop hun curricula te herschrijven met als centrale noemer ‘sociaal werk’ (waarbij vreemd genoeg vaak gekozen wordt voor het Angelsaksische social work). In 2015 sluit de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers zich bij deze trend aan door zich om te dopen tot Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW). Sociaal werk is daarmee het overkoepelende begrip geworden, waarin de verscheidenheid wordt overbrugd. Daarmee sluit Nederland aan bij wat internationaal de standaard is.
Publicatiedatum: 27-10-2022
Datum laatste wijziging :15-11-2022 Auteur(s): Jan Willem Bruins, Jos van der Lans, |
|