![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
1957 Professionalisering Van Z-verpleging naar gespecialiseerde begeleiding |
De dagelijkse verzorging van mensen met verstandelijke beperkingen was tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw vooral een taak van verpleegkundigen. Het diploma Ziekenverpleging kreeg in 1921 wettelijke erkenning. Enkele jaren later werd een onderscheid aangebracht tussen het diploma Ziekenverpleging A en B. Het diploma B leidde op voor de verpleging van ‘zenuwzieken en krankzinnigen’. Dat was toen de verzamelnaam waar ook de ‘zwakzinnigenzorg’ onder viel. Op initiatief van directeuren van zwakzinnigeninrichtingen werd in 1957 de Federatieve Opleiding Zwakzinnigenzorg opgericht. De Z-verpleging als specialisatie was daarmee een feit. Hiervoor verschenen ook de eerste specifieke opleidingsboeken, zoals Grondslagen der Zwakzinnigenzorg (1958). In 1963 begon de start van het wetenschappelijk Tijdschrift voor Zwakzinnigheid en Zwakzinnigenzorg. Het diploma Z-verpleegkunde werd pas in 1978 wettelijk erkend, met terugwerkende kracht tot 1961.
De Z-opleiding was een zogeheten ‘in service’-opleiding, direct verbonden aan de zorginrichting. In service betekende dat men in dienst was van de inrichting en les kreeg van docenten die daar werkzaam waren. Naast deze in service-opleidingen, waarin werken en leren waren gecombineerd, startte in 1972 het verpleegkundig dagonderwijs in het mbo en hbo, waarbij de lessen op school zijn gecombineerd met stages. Deze hbo-v- en mbo-v-opleidingen richtten zich op meerdere zorgbranches, waarbij je je pas later in de opleiding kon verdiepen in een specifieke sector zoals de gehandicaptenzorg. Naast de zwakzinnigeninrichtingen werden in de jaren zestig dagverblijven en tehuizen voor gehandicapten opgericht. De combinatie van werken en leren was hier mogelijk bij de opleiding Pedagogisch Werk en door Verdere Scholing in Dienstverband. In het dag- en parttime onderwijs startten in diezelfde periode opleidingen Inrichtingswerk op hbo- en mbo-niveau, de voorlopers van de latere opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Sociaal Pedagogisch Werk. In de jaren negentig ontstond de behoefte meer samenhang aan te brengen in de verschillende opleidingen en leerwegen. Na een experimenteerfase werden vanaf 1998 alle beroepsopleidingen voortaan in principe via twee leerwegen aangeboden. De combinatie leren/stage via de beroepsopleidende leerweg (BOL) in het mbo of het dagonderwijs in het hbo. En de combinatie leren/werken via de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo (BBL) of de duale leerweg in het hbo. De in service-opleiding tot Z-verpleegkundige werd hierbij overgeheveld naar het opleidingsstelsel voor Verpleging & Verzorging, waar in de opleiding tot Verpleegkundige op niveau 4 een aparte deelkwalificatie werd geformuleerd voor de Verstandelijk Gehandicaptenzorg (VG). De opleiding tot Pedagogisch Werker is opgegaan in de opleiding tot Sociaal-Pedagogisch Werker (SPW), met een uitstroom voor de Verstandelijk Gehandicaptenzorg op niveau 3 (SPW-VG) en voor Woonbegeleiding en Activiteitenbegeleiding op niveau 4 (SPW-WB en SPW-AB). Na klachten over de inzetbaarheid van mbo-leerlingen en -gediplomeerden werd vanaf 2000 de focus gericht op wat beroepskrachten moeten kunnen: competentiegericht beroepsonderwijs. In het traject Naar Herkenbare Competenties bracht de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) samen met de vakbonden Abvakabo-FNV en CNV Publieke Zaak de taken, kernopgaven en competenties van beroepskrachten in kaart. Zij hebben vervolgens in 2005 de competentieprofielen voor Assistent Begeleider (A), Begeleider (B) en Coördinerend Begeleider (C) vastgesteld. De vereiste sociaal-agogische en verplegende en verzorgende competenties zijn hierin geïntegreerd beschreven. Op basis hiervan zijn nieuwe gecombineerde zorg & welzijnsopleidingen tot stand gekomen. Niveau A werd vertaald naar de opleiding Helpende Zorg & Welzijn, niveau B naar Medewerker Maatschappelijke Zorg en niveau C naar Persoonlijk Begeleider Gehandicaptenzorg. Ook is de relatie met de V&V-opleidingen behouden door de realisatie van branchespecifieke differentiaties. Na een periode van experimenten zijn deze opleidingen breed ingevoerd. Voor het hbo werd in 2008 het profiel voor niveau D (dienstverleningscoördinator) opgesteld. Daarnaast zijn er verdiepende profielen opgesteld voor de ondersteuning van specifieke doelgroepen. De opleidingsprofielen worden up-to-date gehouden en de nieuwe opleidingen in het mbo en hbo worden hieraan gespiegeld. Deze opleidingen gaan vanaf 2015 bestaan uit een basisdeel dat voor meerdere branches geldt, een profieldeel voor de gehandicaptenzorg op de niveaus 3 en 4 in het mbo en een generieke minor voor de gehandicaptenzorg in het hbo en een keuzedeel in het mbo gericht op verdieping, verbreding of doorstroom, of een specifieke minor in het hbo, al dan niet in aansluiting op een verdiepend profiel. Deze ontwikkeling past binnen de algemene tendens richting verbreding én specialisatie, waarbij aan de benodigde kennis en kunde voor professionele ondersteuning aan mensen met een beperking een herkenbare plaats wordt gegeven binnen de bredere beroepen en opleidingsstructuur voor Zorg & Welzijn. Om hoeveel mensen gaat het als we over professionals spreken? In 2014 zijn er ongeveer 160.000 mensen werkzaam in de sector, van wie meer dan 100.000 in begeleidende functies in het primaire proces. Er zijn zo’n 18.000 leerlingen. Wegens de verschillende stelselwijzigingen vindt een verschuiving plaats in de opleidingen: het aantal jonge leerlingen in het mbo neemt af en het aantal volwassenen dat zich verder moet kwalificeren neemt toe.
Publicatiedatum: 01-09-2012
Datum laatste wijziging :24-04-2017 Auteur(s): Ad Hendriks, Hans Timmerman, |
|