NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1917 Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
In 1910 richtten Freud en zijn aanhangers de Internationale Psychoanalytische Vereniging op, die zich tot taak stelde om analytici met elkaar te verbinden, opleidingen tot stand te brengen en het gedachtegoed te verspreiden. In verschillende landen werden vervolgens regionale verenigingen opgezet die verantwoording moesten afleggen aan de Internationale Vereniging. Zo ontstond van lieverlee een professioneel netwerk van analytici over de hele wereld.

In Nederland besloot in 1917 een kleine groep psychiaters een officiële ‘Freudsche’ vereniging op te richten: de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse. Freud stuurde de jonge vereniging vanuit Wenen zijn ‘wärmsten Wünsche’. De vereniging had aanvankelijk dertien leden, maar was desondanks betrekkelijk invloedrijk. In 1920 organiseerde de vereniging in Den Haag het zesde Internationale Psychoanalytische Congres. Nederlandse psychoanalytici geloofden stellig dat de psychoanalyse een tak van de psychiatrie was; een opvatting die geen gemeengoed was. Ze kregen de reputatie van een gideonsbende en weigerden kritiekloos te buigen voor het gezag in Wenen.

Maar dit stuurse karakter van de Nederlandse analytici bleek in de periode voor de Tweede Wereldoorlog een akelige schaduwzijde te hebben. Een aantal van hen weigerde in de jaren dertig om joodse vakgenoten uit Duitsland aan werk en een verblijfsvergunning te helpen. Het vraagstuk spleet de vereniging. Uiteindelijk kon door de hulp van een aantal barmhartiger analytici een kleine groep ‘Marxistische Joden’ toch een paar jaar veilig in Nederland praktiseren. Een deel van hen vluchtte op tijd verder naar de Verenigde Staten of Groot-Brittannië waar de vluchtelingen met open armen werden ontvangen door de regionale verenigingen. Anderen werden tijdens de oorlog vermoord in vernietigingskampen.

Op deze traumatische geschiedenis moest na de oorlog verder worden gebouwd. Dat lukte, ten dele. Met Amerikaans geld werd een succesvol instituut voor psychoanalyse gesticht in Amsterdam. Twee sleutelfiguren binnen de vereniging, Jeanne Lampl-de Groot en Rik LeCoultre, voerden daarbij een uitgesproken conservatieve koers, waarbij dicht aan kropen tegen de freudiaanse orthodoxie. In 1947 splitste een deel van de psychoanalytici zich af en vormde een tweede vereniging, het Nederlands Psychoanalytisch Genootschap. In 2005 kwam er zelfs een derde vereniging bij. Daarmee is de geschiedenis van de geïnstitutionaliseerde psychoanalyse in Nederland naast een succesverhaal ook een verhaal van twist en verzuiling.

In de jaren zestig van de vorige eeuw beleefde de psychoanalyse haar hoogtepunt in Nederland. Het welig tierende geloof in de maakbare samenleving maakte dankbaar gebruik van psychoanalytische inzichten. Het werd zelfs mogelijk voor minderbedeelden om een psychoanalyse door de overheid vergoed te krijgen. Nederland was daarin uniek. In geen enkel ander land was zulke verregaande overheidsfinanciering voor psychoanalyse beschikbaar.
Onder het grote publiek kreeg psychoanalytische therapie indertijd een goede naam door publicaties zoals Wie is van hout… (1971) van psychiater Jan Foudraine, die een op de psychoanalyse geïnspireerde behandeling van schizofrenen propageerde. In lijn met de tijdgeest werd door marxistische filosofen als Herbert Marcuse en Erich Fromm een bevrijdingsbelofte toegevoegd aan het psychoanalytische gedachtegoed. Analyse zou de vervreemde mens niet alleen beter kunnen maken, maar ook een beter mens. Freuds conservatieve inschatting over wat haalbaar is in een analyse maakte plaats voor radicalere interpretaties van zijn werk. De psychoanalyse was ontsnapt uit de behandelkamer en had definitief haar intrede gedaan in het bredere maatschappelijke discours.

Die breed gedragen interesse in de psychoanalyse heeft zich in Nederland nooit voldoende kunnen terugvertalen naar de psychoanalytische praktijk. Het praktiseren van psychoanalyse bleef, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, voorbehouden aan psychologen en artsen. Daarmee zijn de psychoanalytische verenigingen in Nederland relatief gesloten gezelschappen gebleven. Omdat in Nederland de psychoanalyse lange tijd vervlochten was met de verzorgingsstaat had zij een medisch stempel nodig als waarborg. Daarmee was de psychoanalytische praktijk ren ze afhankelijk geworden van de effectiviteitseisen van zorgverzekeraars, die in 2010 besloten om psychoanalytische behandelingen niet langer te vergoeden.

Mede als gevolg daarvan zijn de drie twistende psychoanalytische verenigingen in Nederland zijn in 2016 gefuseerd. Nu de psychoanalyse is losgezongen van overheid en zorgverzekeraars staat het analytici vrij om te heroverwegen wat voor rol de psychoanalyse kan spelen buiten de gevestigde geestelijke gezondheidszorg. Moet bijvoorbeeld worden vastgehouden aan de hoge frequentie van sessies? Kan de opleiding tot analyticus worden opengesteld voor niet-psychologen en artsen? Zijn er constructies denkbaar om de psychoanalyse voor iedereen betaalbaar te houden?

Bovenstaand artikel is gebaseerd op de beschouwing ’Tussen sofa en scanner’ van de hand van Arthur Eaton in de Groene Amsterdammmer van 6 december 2017.

Publicatiedatum: 10-12-2017
Datum laatste wijziging :06-10-2020
Verwante vensters
Extra Gerbrandus Jelgersma
’In 1914 werd een belangrijke overwinning behaald voor de psychoanalytische beweging in Nederland. De vooraanstaande hoogleraar psychiatrie Gerbrandus Jelgersma hield een rede waarin hij de psychoanalyse omarmde. De lezing droeg de titel ‘Ongeweten geestesleven’. Het was een vurig pleidooi voor het freudiaanse onbewuste. Toen Freud ervan hoorde was hij in zijn nopjes. Het was de eerste keer dat een hoogleraar psychiatrie zijn ideeën openlijk omarmde. Naar aanleiding van de rede schreef Freud aan een collega: ‘Denken Sie, offizieller Psychiater, Rektoraktsrede, Psychoanalyse mit Haut und Haare! Welche Überraschungen stehen uns noch bevor!’

Citaat uit: ’Tussen sofa en scanner’ van de hand van Arthur Eaton in de Groene Amsterdammmer van 6 december 2017.

Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste