Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
1943Het Apeldoornsche Bos De moord op joodse psychiatrische patienten, verstandelijk gehandicapten en hun begeleiders
Op 10 mei 1940 vielen de Duitse legers Nederland binnen en het duurde niet lang of de Nederlanders maakten kennis met de jodenhaat van het nationaalsocialisme. De vervolging van ‘joden’ (de Duitsers bepaalden of je ‘jood’ was) begon met de onschuldig lijkende registratie van gegevens – de Ariërverklaring – en eindigde met uitsluiting uit het openbare leven, gedwongen verhuizing, deportatie en moord. In 1940 woonden ongeveer 140.000 joden in Nederland. Van hen zijn ongeveer 107.000 personen vermoord; dat is 75 procent.
Weinig mensen in Nederland wisten dat de naziterreur het niet alleen op joden had gemunt, maar onder meer ook op mensen met verstandelijke, lichamelijke en psychosociale beperkingen en op chronisch zieke en dove mensen. De nazi’s hadden een rassenleer waarin joden gezien werden als een ‘ziekmakend element’, maar zij vonden ook dat ‘de kwaliteit van het Duitse volk’ verbeterd moest worden door mensen met psychiatrische ziekten of andere beperkingen te steriliseren of te doden. Zij vonden het leven van zulke mensen ’niet waard geleefd te worden’ (Unwertes Leben). Deze mensen hadden niet het recht kinderen te krijgen. Bovendien vonden de nazi’s het verzorgen, verplegen en ondersteunen van deze groepen zonde van het geld.
In Duitsland kwam het uithongeren, steriliseren en vermoorden van deze groepen, ook van niet-joden, na 1933 op gang. Er wordt geschat dat in Duitsland tussen 1933 en 1945 tussen de 200.000 en 350.000 personen uit deze bevolkingsgroepen zijn gesteriliseerd. Overigens was sterilisatie bij deze bevolkingsgroepen geen uitvinding van de nazi’s. Het was een internationaal verbreid verschijnsel, onder de noemer van ‘eugenetica (zie kader).
Vanaf 1939 kregen in Duitsland duizenden lichamelijk en verstandelijk gehandicapte kinderen dodelijke medicijnen toegediend. Begin 1940 begon het systematisch doden van volwassen psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten. Dit werd ‘euthanasie’ genoemd. In deze jaren zijn minstens 5.000 kinderen omgebracht; 80.000 psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapte inrichtingsbewoners werden vergast. Daarnaast zijn vele anderen nog uitgehongerd of vergiftigd. Aan het einde van de oorlog waren er van de 283.000 psychiatrische patiënten die Duitsland voor de oorlog telde, nog slechts 40.000 in leven. Suzanne Evans heeft berekend dat tussen 1939 en 1945 honderdduizenden mensen met beperkingen zijn vermoord als onderdeel van de ‘euthanasie’-programma’s.
In Nederland was het voor de joodse patiënten en gehandicapten niet anders. Soms probeerden moedige artsen en verpleegkundigen hun patiënten te beschermen. Maar het voorbeeld van Het Apeldoornsche Bosch laat zien welke onvoorstelbare ramp zich in de oorlog ook in Nederland heeft voltrokken. Op 21-22 januari 1943 werden bijna negenhonderd joodse patiënten en meer dan vijftig personeelsleden van de joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch door de nazi’s weggevoerd naar het concentratiekamp Auschwitz/Birkenau. Het Apeldoornsche Bosch had een speciale afdeling voor zwakzinnige en moeilijk opvoedbare kinderen waar rond de 75 kinderen woonden. Wie zich verzette, werd geslagen en naar buiten gesleurd. Groep voor groep werd in vrachtwagens geduwd en naar het station gebracht. Op het perron werden de kinderen en volwassenen in goederenwagons geduwd. Na het wegvoeren van de patiënten en de personeelsleden sloegen de SS’ers aan het plunderen. Ze jaagden op geld, horloges en sieraden.
Over het einde in Auschwitz schreef Lou de Jong, de geschiedschrijver van Nederland in de Tweede Wereldoorlog: ‘De speciale trein uit Apeldoorn kwam op zondag 24 januari in Auschwitz/Birkenau aan. De zestien verplegers en zesendertig verpleegsters werden naar de quarantainebarakken van het immense concentratiekamp gevoerd. Van de in totaal 869 patiënten waren enkelen onderweg overleden en van de andere patiënten renden sommigen weg op het lange perron; zij werden neergeknald. De overigen werden door een joodse werkploeg (onder hen enkele Nederlanders), die door tierende SS’ers met knuppels opgejaagd werd, eerst in kipkarren gegooid en vervolgens in vrachtauto’s die kwamen aanrijden. De vrachtauto’s voerden hen niet naar de gaskamers, maar naar een van de grote langgerekte kuilen waarin de lijken van vergasten verbrand werden. [...] De pas aangekomenen werden er middenin gesmeten. Brokken hout en blikken petroleum volgden.’ Deze wijze van massamoord (levend verbranden) werd in Birkenau volgens De Jong vaker toegepast op slachtoffers voor wie men het in werking stellen van de gaskamers te veel moeite vond.
Ook uit andere instellingen werden psychiatrisch patiënten, volwassenen en kinderen met verstandelijke beperkingen weggevoerd en vermoord, zoals alle 75 verstandelijk gehandicapte kinderen van het joodse Kinderhuis Beth Azarja bij Hilversum. Jacob Juch, directeur van de Willem van den Bergh Stichting, onderdeel van ’s Heeren Loo, werd gearresteerd en gedeporteerd, evenals drie joodse pupillen uit Noordwijkerhout. Dezelfde misdaad trof bewoners en patiënten van onder meer de Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder, De Joodse Invalide te Amsterdam, de Nederlands-Hervormde Stichting voor Zenuw- en Geesteszieken te Assen en het Joles Ziekenhuis in Haarlem. Ook werden meer dan zevenhonderd dove volwassenen en kinderen uit Amsterdam en Groningen weggevoerd en naar de gaskamers gestuurd.
Of er in Nederland tijdens de bezetting ook sprake is geweest van gedwongen sterilisaties van gehandicapten zal nieuw onderzoek moeten uitwijzen.
Publicatiedatum: 01-09-2012
Datum laatste wijziging :22-01-2018
Auteur(s): Agnes van Wijnen,