NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
Femina  Muller



Femina Muller (1826 - 1909)


kinderopvang, pedagogisch werk


prionier van de kinderopvang; bestreed als voorvrouw van de ’Vereeniging tot Verbetering van Kleine Kinderbewaarplaatsen’ misstanden in de opvang van jonge kinderen.


* * *

Haar naam prijkt al meer dan honderd jaar boven de ingang van Vinkenstraat 41 in Amsterdam: Femina Muller Kleine Kinderen Bewaarplaats. Hier breekt in 1872 een nieuw tijdperk aan voor de kinderopvang. Voor het eerst een kindercrèche die voor 100% voldoet aan de normen van licht, lucht, ruimte en hygiëne. En die volledig is afgestemd op de vraag van werkende moeders: alle zes werkdagen open, van half zeven ’s ochtends tot half negen ’s avonds, voor kinderen vanaf 6 weken tot 4 jaar oud, in een vriendelijke en zonnige omgeving.

Voortvarende vrouwen
‘Soms waren in kelders en hokken meer dan 30 kleintjes aangetroffen.’ Terwijl ruimte was voor opvang van hooguit zeven kinderen. Als antwoord op zulke misstanden neemt Femina Muller met een stel voortvarende vrouwen uit de Amsterdamse elite in 1872 de kwakkelende ‘Vereeniging tot Verbetering van Kleine Kinderbewaarplaatsen’ over. Ze willen niet verbeteren, maar een nieuwe norm stellen. Ruim dertig jaar is zij de drijvende kracht. De Eerste Kleine Kinderen Bewaarplaats van de vereniging krijgt in 1903 – bij haar afscheid – haar naam.

Coronel klaagt aan
Amsterdam treedt na 1850 de moderne tijd binnen. Samuel Coronel, stadsgeneesheer en fervent hervormer van de gezondheidzorg, publiceert in 1864 een vernietigend onderzoek naar 260 kinderbewaarplaatsen. Er zijn er veel meer, waarschijnlijk tegen de vierhonderd. Hij documenteert, beschrijft, analyseert en doet aanbevelingen. Huisvesting in te kleine en vaak ongeschikte ruimtes – een kelder, zolder, stal of winkelvertrek. Vaak overvol. Het stinkt er een uur in de wind: ‘In een hoek van het vertrek staat een stilletje en een paar potten, wier inhoud niet elke dag geledigd wordt’. Coronel noemt ze ‘pestholen’. Hij dringt aan op een wettelijke regeling van het bewaarschoolonderwijs. Zonder succes want de eerste wettelijke regeling komt pas in 1956 – en dat is 92 jaar later. Femina Muller is in 1864 al twintig jaar nauw betrokken bij kinderopvang en geeft hem groot gelijk.

Stedelijke armenzorg en filantropie
Maar wie is Femina Muller? Het spoor van Femina Muller leidt ons naar het sociaal werk van de jaren 1840. In Amsterdam is er onder de noemer van ‘filantropie’ op een breed terrein veel activiteit. De publicist Nathan Salomon Calisch heeft er in zijn overzicht Liefdadigheid te Amsterdam (1851) vijfhonderd (!) bladzijden voor nodig. Dit werk wordt gedragen door tientallen verenigingen met honderden bestuurders en uitgevoerd door vrouwen en mannen uit de hogere inkomensgroepen, zeg maar de civil society. Maar ook de gemeente Amsterdam draagt aanzienlijk bij: in 1850 gaat maar liefst 600.00 gulden naar de armenzorg en dat is een vierde deel van de begroting. Het verhaal van de negentiende-eeuwse ‘nachtwakersstaat’ behoeft dus aanvulling, zeker voor de stad Amsterdam.

Doopsgezind milieu
Femina groeit op in het ruimdenkende milieu van de doopsgezinde hogere middenklasse van Amsterdam. Na eeuwen van discriminatie beginnen de doopsgezinden aan een inhaalslag. Net als rooms-katholieken, joden, remonstranten en lutheranen hebben zij in 1798 gelijke rechten gekregen, dezelfde rechten als de gereformeerden. In het gezin Muller geldt het parool: woeker met je talenten, pak je kansen en maak je verdienstelijk voor de samenleving.
Femina (roepnaam: Mientje) wordt geboren op 17 oktober 1826 als het achtste en jongste kind in het gezin van Samuel Muller (1785-1875) en Femina Mabé (1784-1870), beiden doopsgezind. Het is een groot en levendig gezin waar zorgen niet onbekend zijn. Haar vader is het voorbeeld van een geslaagde (Duitse) immigrant want hij wordt predikant in Amsterdam en later een hoogleraar met veel invloed. Hij wordt ‘de doopsgezinde paus’ genoemd.

Schooltijd
Femina is later niet erg te spreken over haar schooltijd. Samen met haar zus bezoekt zij eerst een primitief schooltje, met een sadistische breilerares: ‘Ik zie nog hoe mijn zusje bitter schreiende in den hoek stond, met de breikous, waaraan zij had gebroddeld, om de kleine handen gebonden, met een zwavelstok erbij gestoken, bedreigd dat die zou worden aangestoken, als ze weer broddelde’. Daarna kwam de meisjesschool van Juffrouw Swalm waar zij geschiedenis, aardrijkskunde en Frans leert en tenslotte gaat zij naar de school van Juffrouw d’Engelbronner waar het onderwijs veel beter is. Er worden thema’s en dictees gemaakt, hardop gelezen en Frans gesproken. Maar tot haar spijt leert zij niets over wie al die schrijvers eigenlijk zijn en in welke tijd zij leefden. Op 15-jarige leeftijd verlaat Femina de school. Meisjes worden niet geacht verder te studeren. Ze gaan trouwen of blijven thuis om de ouders bij te staan.

‘Een flink baantje’
De immer actieve Willem Hendrik Suringar (pionier jeugdzorg en reclassering) strikt de 18-jarige Femina en negen andere jonge dames in 1844 voor een vrijwilligersproject: kleding maken voor peuters en kleuters uit arme gezinnen. Het zijn kinderen die naar de Louise Bewaarschool (Prinsengracht 151) gaan. Het aantal kinderen stijgt daar binnen enkele jaren tot een vierhonderd. De vrouwengroep krijgt de 16-jarige prinses Louise (nicht van koning Willem II en later koningin van Zweden) als beschermvrouw en wordt bekend als de ‘Louise-krans’. Na enige tijd wordt Femina gelozen tot presidente, een ‘flink baantje’ omdat zij verantwoordelijk wordt voor het werven van fondsen en de inkoop van stoffen en wol. Ze doet ook veel voorbereidend werk, zoals knippen van patronen. De tien dames komen in de winter elke dinsdagavond van 18.00 tot 22.00 uur bij elkaar en het doel is jaarlijks maar liefst honderd kinderen in nieuwe kleren te steken. De Louise Bewaarschool groeit uit tot een sociaal buurtcentrum. Femina is vijftig jaar lang de ziel van de Louise-krans; uiteindelijk blijft ze vrijwel alleen over en heft de groep op. Femina: ‘Door deze werkzaamheden kwam ik veel in aanraking met de behoeftige volksklasse en kreeg ik meer en meer een diep gevoel voor het vele dat nog voor de arme kinderen moest worden gedaan.’

Kerstbomen en Sinterklaasfeesten
Een kerstboom in het schoollokaal is een idee van Femina, een primeur in 1868. Een jaar later organiseert zij een grootscheeps Sinterklaasfeest in de Louise-bewaarschool. Zij zamelt zoveel speelgoed in (na een oproep bij welgestelde gezinnen) dat er drie avonden, telkens met vierhonderd kinderen, feest wordt gevierd. Elk kind gaat met een cadeautje naar huis. Femina’s succes gaat als een lopend vuurtje door Amsterdam. In 1870 volgt haar volgende project: een Sinterklaasfeest voor 3500 kinderen in het Paleis voor Volksvlijt. De kinderen worden onthaald met warme chocolademelk, krentenbroodjes, allerlei optredens en ieder kind krijgt een warm kledingstuk en een stuk speelgoed mee naar huis. Deze Sinterklaasfeesten worden een begrip in Amsterdam en ze zijn tot ver in de jaren 1890 herhaald. Ze bezorgen Femina intussen wel slapeloze nachten van het denken en organiseren. De hoofdredacteur van het Handelsblad is in 1871 bij zo’n feest aanwezig en schrijft een juichend verslag (volgens Femina is dat verslag ‘opgewonden’). Een anonieme briefschrijver voegt daaraan toe dat de dames hebben bewezen dat zij ‘een hart voor kinderen en verstand van organisatie’ hebben en dat hij graag zou zien dat zij die inzetten voor de opvang van de allerkleinsten met werkende moeders uit de volksklasse.

‘Wat is onzedelijk?’
Femina blaast met 22 vrouwen de vereniging leven in en zij wordt de ‘presidente’. De bestuursleden werken mee in praktische taken: aannemen van kinderen, personeelszaken, huishoudelijke zaken, de kas, administratie, de linnenkamer (controle, repareren en vervangen), aanschaf van speelgoed. Om beurten bezoeken zij dagelijks de bewaarplaats. In 1886 ontstaat binnen het bestuur een heftig conflict over de vraag of kinderen van ongehuwde moeders en prostituees toegelaten kunnen worden. Zes bestuursleden vragen Femina kinderen van moeders met een ‘onzedelijke levenswijze’ te weigeren. Femina stelt echter als tegenvraag: ‘Wat is onzedelijk? Als zulk een moeder nog 7 centen daags voor haar kind betaalt, blijkt zij nog hart voor hem of haar te hebben; buitendien wie geeft ons het recht hierin te straffen of te veroordelen?’Het voorstel wordt met 19 tegen 6 stemmen verworpen.

Geldzorgen en koninginnen
Er zijn altijd geldzorgen. Toch opent zij tijdens haar voorzitterschap vier nieuwe locaties, zonder gemeentesubsidie. Femina werft donateurs en bedelt bij welgestelde Amsterdammers. De gemeente Amsterdam komt pas in 1914 over de brug. Er is weinig of geen onderling contact of uitwisseling tussen de vele bewaarplaats-verenigingen. Om daar verandering in te brengen richt Femina in 1901 het ‘Algemeen Informatie Bureau voor Kinderbewaarplaatsen’ op. Tot 1908 schrijft zij het jaarverslag. Het ontvangen van koninginnen (Sophie en Emma) noemt zij ‘een taak meer eervol dan genoeglijk’. ‘Veel aangenamer was het die kleine stumpertjes daar zoo goed verzorgd en zoo vrolijk spelende te zien, vooral in de winterdagen als het buiten koud en somber was.’

Spil van de familie
Femina is nooit getrouwd. Haar liefde voor kinderen leeft ze uit in haar werk, en ook binnen de grote familie – ze heeft 52 neven en nichten. Samen met haar zus heeft ze de zorg voor haar ouders. Na het overlijden van haar vader – die 90 jaar wordt – verhuizen de zussen naar de dan nieuwe P.C. Hooftstraat. Als haar zus in 1892 overlijdt, woont Femina voor het eerst alleen. Haar schrikbeeld is om een vereenzaamde en verbitterde oude tante te worden. Ze is een fameus brievenschrijver; ze slaat geen verjaardag over, neven en nichten zijn altijd welkom, ook voor een langer verblijf in Amsterdam. Pas als ze 77 jaar is, treedt ze af als presidente van de vereniging. Haar verdienste wordt gezien want ze wordt geridderd.

Heldin van haar tijd
Femina is opgetogen als Betsy Perk in 1871 de vrouwenvereniging ‘Arbeid Adelt’ opricht. Hier kunnen vrouwen uit de vaak verarmde middenklasse handwerkproducten verkopen en daarmee een eigen inkomen verwerven. Zelf heeft zij uit haar werk nooit een eigen inkomen genoten. Na de dood van haar vader krijgt zij een toelage van haar broers.
Femina leeft mee met haar tijd en ze is vast trots geweest op haar nicht Marie Muller-Lulofs die in 1899 de eerste School voor Maatschappelijk Werk sticht. Tot op hoge leeftijd blijft Femina actief en helder van geest. Als zij 81 is schrijft ze haar herinneringen op. Femina Muller is van haar achttiende tot eenentachtigste actief: ze vervaardigt kleren, werft fondsen, legt contacten, organiseert feesten, schrijft artikelen, sticht crèches, bestuurt instellingen. Een heldin van haar tijd. Ze overlijdt op 15 april 1909, 82 jaar oud.

Deze biografie verscheen eerder in SoziO, nr. 92, februari 2010.

Literatuur
Herinneringen van Femina Geertruida Henriette Muller, door haar opgesteld in 1907. Vermenigvuldigd aan de hand van een in 1932 vervaardigd afschrift van een getikte copie. Het orginele cahier met het manuscript van de herinneringen berust in het Stadsarchief Amsterdam, Archief Cramer-Muller, nr. 1132. Een kopie van de uitgetikte versie ligt in de bibliotheek van Aletta (voorheen Internationaal Archief van de Vrouwenbeweging IIAV).
Lily Clerx en Liesbeth Pot, Lieve oppas gevraagd? Kinderopvang in Nederland door de jaren heen. Nijkerk: Uitgeverij Intro, 1987.
I.H. van Eeghen,’Herinneringen van Femina Muller (1826-1909) en van Anna Steenbergen-Huidekoper (1848-1927)’, in: Maandblad Amstelodamum 39 [1952], p. 141-144.
I.H. van Eeghen, ‘Familie Muller: samen leven en samen werken. Uit de herinneringen van Femina Muller’, in: Marja Keyser e.a., Frederik Muller 1817-1881. Leven en Werken, p. 27-35. Zutphen: Walburg Pers, 1996.
Marieke Kramer, Een historisch-sociologische studie van de Vereeniging tot Verbetering der Kleine-Kinderbewaarplaatsen te Amsterdam 1872-1945. Amsterdam, Sociologisch Instituut UvA, 1976.
Lily E. van Rijswijk-Clerx, Moeders, kindferen en kinderopvang. Veranderingen in de kinderopvang in Nederland. Nijmegen: SUN, 1981.
Annelies Verbeek, ‘Menniste Paus’. Samuel Muller (1785-1875) en zijn netwerken. Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2005.
Nico Schouws, Een koetshuis vol kinderen. Een pré-kandidaatscriptie Historische Opvoedkunde over de Kleine Kinderen Bewaarplaats Femina Muller (1872-1936) . Amsterdam: UvA, Subfaculteit Opvoedkunde, 1984.



Publicatiedatum: 22-08-2019
Datum laatste wijziging :00-00-0000
Auteur(s): Maarten van der Linde
(1948-2020)
,
Links



design by Anne Van De Genachte / built by Dutchlion 2015 / maintenance by Rstyle