NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1801 Verligting of verzwaring van straf bij dronkenschap?
Vrije wil en aansprakelijkheid
 
  homepage   volgende   laatste
In de Franse tijd, gedurende de Bataafse Republiek (1795-1801), werd er hard gewerkt aan herziening van het strafrecht. Opmerkelijk is dat toen ook al de discussie werd gevoerd in hoeverre daden in dronkenschap begaan aan de dader konden worden toegerekend en of dat tot een ‘verligting of verzwaring’ van de straf zou moeten leiden. Toen blijkbaar ook al een actuele vraag. De juristen die het ontwerp Lijfstraffelijk wetboek van 1801 voorbereidden, kwamen tot verrassend moderne inzichten: het hangt af van de situatie en van de motieven van de betrokken dader.

Homerus dichtte een paar duizend jaar geleden:
’Nu moet je eens luisteren, Eumaios, en jullie allemaal, jongens! Eerst spreek ik een wens uit en dan vertel ik een verhaal. Dat komt van de wijn; want de wijn benevelt en verlokt de verstandigste man om te zingen en te giechelen en te dansen en uit te flappen wat beter ongezegd bleef. Maar nu ik eenmaal losgebarsten ben, nu zal ik ’t niet voor me houden.’
(Homerus, Odyssee, XIV, 436-479)
Dat de ‘fonkelende’ wijn uit Homerus’ tijd, meer in het algemeen alcohol en andere psychoactieve stoffen, ons gedrag, onze stemming en emoties en ons oordeelsvermogen beïnvloeden, is al heel lang bekend. Het heeft filosofen, artsen, rechtsgeleerden en uiteraard talloze leken ertoe verleid opvattingen te formuleren over de effecten van het gebruik en de vrije wil. Maar ook over de toerekeningsvatbaarheid in het geval iemand onder invloed een daad heeft verricht waarbij een straf past. Er is nog steeds geen consensus over, maar dat er een verband is tussen gebruik van middelen en grensoverschrijdend gedrag (zoals agressie) of vormen van criminaliteit is duidelijk. Het strafrechtsysteem zit er vol van.

In de discussie over verslaving gaat het telkens over de wil, motivatie, verlies van zelfbeheersing (of controleverlies) en over de overgang van het willen, het genieten van het gebruik, naar het moeten gebruiken. Het laatste speelt wanneer men, geconfronteerd met aan het gebruik gerelateerde prikkels zoals de waarneming van een kroeg of iemand anders zien gebruiken, een onweerstaanbare dwang ervaart. Verslaving heeft hoe dan ook iets te maken met de wil of beter gezegd het verlies van de volledige beschikking van zoiets als een vrije wil. In de discussie is verslaving dan ook vaak in verband gebracht met onvoldoende ‘wilskracht’.

Over de vrije wil – of die bestaat, of mensen zelf kunnen beslissen wat ze doen, en wat de rol van het bewustzijn daarbij is – bestaat een langlopend debat dat in de laatste jaren sterk is gevoed door de uitkomsten van neurowetenschappelijk onderzoek. Al in de oud-Griekse tijd ontwikkelden Socrates, Plato en Aristoteles ideeën over immoreel gedrag. Zij brachten dat echter in verband met gebrek aan inzicht. Pas door christelijke denkers, zoals de filosoof Augustinus (354-430) is de wil daar als een extra dimensie aan toegevoegd. Ook al weet je wat het goede is, je moet ook nog de wil hebben om het goede na te streven, je kunt tenslotte ook kiezen voor het kwade. De mens is weliswaar door God geschapen maar om de een of andere, voor mensen moeilijk te doorgronden, reden heeft God hun de mogelijkheid geboden om zowel het goede als het kwade weloverwogen en uit vrije wil na te streven.

In de moderne tijd is het debat gevoerd langs een drietal lijnen: de vrije wil als aspect voor verantwoordelijkheid van het individu, als motief tot zelfverwerkelijking en als instrument voor de bewuste aansturing. In deze constellatie beweegt zich ook het denken over verslaving. Alleen al de keuze voor het woord ‘verslaving’ geeft wel aan dat er in ons idee heel veel verloren gaat zodra mensen van middelen of bepaalde gedragingen sterk afhankelijk zijn geworden. De term verslaving is evenwel erg absoluut: het laat nauwelijks ruimte voor verandering en des te meer voor chroniciteit of voor het idee dat het gedrag is veroorzaakt door een ongeneeslijke ziekte waar mensen zelf weinig meer aan kunnen doen, en die behandeling behoeft. Door de eeuwen heen heeft een meerderheid van de artsen de langdurende afhankelijkheid van middelen vooral getypeerd als een ziekte. Pas door de komst van psychologen in dit domein werd het debat opengegooid: zij kwamen aanzetten met nieuwe ideeën over motivatie en vooral de veranderlijkheid daarvan. Ze creëerden ook mogelijkheden om de betrokkenen zelf controle te laten uitoefenen op hun gebruik en afhankelijkheid. Ze toonden hiermee op individueel niveau bij hun cliënten aan wat later in epidemiologische studies bij groepen gebruikers is bevestigd: de meeste mensen zijn in staat om, vaak zonder hulp van buitenaf, te ontwennen of te minderen. Dit lukt hun verrassend genoeg vooral bij de illegale middelen zoals bijvoorbeeld cocaïne.

Hersenwetenschappers hebben zich de afgelopen jaren evenwel sterk gemaakt voor het idee dat de vrije wil niet bestaat en dat het bewustzijn een illusie is. In Nederland heeft hersenonderzoeker Dick Swaab (1944) met dit standpunt furore gemaakt. Zijn in 2010 uitgegeven en door honderdduizenden mensen gelezen boek Wij zijn ons brein weerlegde het idee dat wij zelf over ons lot beslissen: dat doen onze hersenen voor ons. En als wij denken dat wij daar zelf invloed op uitoefenen, zijn dat eigenlijk gedachten achteraf, want de beslissing is kort daarvoor al genomen.

Zulke ideeën zijn afgeleid uit heel eenvoudige experimenten waarin met hersenscans is vastgesteld wat er in ons brein gebeurt bij het nemen van en het uitvoeren van beslissingen. Onderzoek heeft echter vastgesteld dat als iemand een besluit heeft genomen, er inderdaad een moment komt dat de uitvoering daarvan niet meer bewust kan worden beïnvloed. Een ervaring die iedereen in het dagelijks leven meemaakt. Maar vóór zo’n kantelmoment zijn er wel degelijk mogelijkheden om ergens bewust van af te zien of daar juist toe te besluiten. Bijvoorbeeld te stoppen met het gebruik of te minderen, of hulp te zoeken of het juist alleen te doen.

In zoverre is het ook zo dat in de rechtspraak het ‘gezond verstand’ overheerst. Advocaten en verdachten bepleiten graag vrijspraak, omdat het gebruik van roesmiddelen de betrokkenen niet toerekeningsvatbaar zou maken voor de criminele handeling, overtredingen of het veroorzaken van ongelukken door dronken rijden. Maar in nog geen 6 procent van de uitspraken wordt alcohol of andere drugs gezien als verontschuldigend. Een uitzondering wordt gemaakt als het gebruik inderdaad het gevolg is van een ernstige ‘verslavingsziekte’ volgens het oordeel van de geraadpleegde deskundigen. Ook al is het instrumentarium dat die deskundigen daarvoor gebruiken vele malen complexer dan wat in het begin van de negentiende eeuw ter beschikking stond, globaal staan we nog steeds op hetzelfde standpunt: verslaving is op zich geen reden voor vermindering van straf en hetzelfde geldt ook voor verzwaring daarvan.

Publicatiedatum: 02-05-2016
Datum laatste wijziging :17-10-2016
Auteur(s): Jaap van der Stel,
Literatuur
  • Laar, T. Van de & Voerman, S. (2011), Vrije wil.   Rotterdam: Lemniscaat.
  • Frouws, W. & B.H.A. van der Woude (1982), De ontwerpen lijfstraffelijk wetboek 1801 en 1804; onder leiding van O. Moorman van Kappen. Uitgegeven met medewerking van A. Postma en A.J. van Weel, 2 delen, Werken der Stichting tot uitgaaf der bronnen van het Oud-vaderlandse recht no 9 en 10 (Zutphen: De Walburg Pers).
  • Heyman, G.M. (2013), 'Quitting drugs: quantitative and qualitative features'  , Annual Review Clinical Psychology, vol. 9, pp. 29-59.
  • Robinson, T.E. & Berridge, K.C. (2003), 'Addiction'  , Annual Review Psychology, vol. 54, pp. 25-53.
  • Schultze-Kraft, M. et al (2016), The point of no return in vetoing self-initiated movements.  Proc Natl Acad Sci U S A, 113, 1080-1085.
  • Externe link Stel, J. van der (2015), Leve de vrije wil.  Column op de site: 800 Woorden.
  • Swaab, D. (2010), Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer.  Amsterdam: Atlas Contact.
Aanvullend materiaal
  • PDF document Withuys, Ch. G. (1838), Regtzaken in: De Avondbode, 12 juni 1838. De zaak Hendrika Dirkse die dronken haar zoontje vermoordde: was ze toerekeningsvatbaar of juist niet?
  • PDF document Stel, J. van der (2016), Canon verslavingszorg Amsterdam: Vereniging Canon Sociaal Werk.
Links
 
  homepage   volgende   laatste