NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
Verwante vensters
1950 Dr Spock
Opvoedingsadvies: van moraliserend naar psychologiserend
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Zo lang er ouders en kinderen bestaan, wordt er opvoedingsadvies gegeven. En zo lang er gelezen wordt, zijn er geschriften verschenen over hoe een verstandige vader of moeder te worden, met deugdzame kinderen. Kerkvader Augustinus (± 400) vond dat kinderen af en toe een aframmeling nodig hebben om ze op het goede pad te houden, maar waarschuwde vaders dat ze hun kinderen niet mochten tergen. De humanist Erasmus (± 1500) schreef dat vaders hun gezag liefdevol moesten uitoefenen: dwang en straf deden meer kwaad dan goed. Moeders daarentegen moesten uitkijken hun kind niet te verwennen.

Vanaf de achttiende eeuw vond men opvoeden steeds meer een vrouwenzaak. In Nederland werd Betje Wolffs Proeve over de opvoeding (1779) bekend. Zij riep dames uit de gegoede stand op zich actiever met hun kinderen bezig te houden, in plaats van die zorg aan dienstbodes te laten. Jonge kinderen waren beïnvloedbaar en moesten dus met goede indrukken omringd worden. Dokter Gerard A.N Allebé schreef in 1845 het populaire boek De ontwikkeling van het kind naar ligchaam en geest. Hij vond moeders minder zelfzuchtig dan hun mannen, en begiftigd met een zuiverder liefde voor het kind. Zij zouden door het ‘aankweeken’ van goede gewoonten bij hun kinderen en het geven van het goede voorbeeld, goede burgers van ze kunnen maken.

Vanaf het begin van de twintigste eeuw wordt de nog relatief nieuwe psychologie belangrijk in opvoedingsadvies. Psychologen (Alphons Chorus, Sis Heyster) en pedagogen (Jan Waterink, Martinus Langeveld) worden de nieuwe deskundigen in plaats van predikanten, onderwijzers en ervaren moeders. Psychologie, zo vonden zij, bood juistere kennis over hoe kinderen zich ontwikkelen. Die kennis was nodig om met kinderen zo om te kunnen gaan, dat ze zich konden ontwikkelen tot evenwichtige, deugdzame en altruïstische burgers. En in dat opzicht verschilden de nieuwe deskundigen niet van hun voorgangers: dat was altijd al het doel geweest van goede opvoeding.

Als in 1950 in Nederland voor het eerst Baby- en kinderverzorging van de Amerikaanse kinderarts Benjamin Spock (1903-1998) verschijnt, klinkt er een ander geluid. Hij was makkelijker voor ouders dan de Nederlandse opvoedingsdeskundigen, die vonden dat ouders hun kind vaak verwenden. En een verwend kind zou een voor de maatschappij onbruikbare volwassene worden. Spock dacht, zoals in Amerika al langer gedacht werd, dat het zo’n vaart niet zou lopen. Vooral voor baby’s kon je wel wat milder zijn. Aandacht geven als ze huilden zou ze niet meteen in een tiran veranderen. Een kind past zich vanzelf aan etenstijden en dagritmes aan. Reinheid, rust en regelmaat zijn prima, maar niet als ijzeren regime. Uit het feit dat het boek onmiddellijk bijzonder populair werd, kun je opmaken dat dit de naoorlogse babyboomouders aangenaam in de oren klonk. Terwijl er nauwelijks reclame voor het boek was gemaakt en het in recensies door deskundigen met terughoudendheid werd aanbevolen – ze vonden de medische informatie nuttig, maar de pedagogiek wel erg losjes –, waren na tien jaar al twaalf drukken van het boek verschenen. Anno 2012 ligt de 53ste druk van Spock in de boekhandels.

Spock was ook een van de eersten die niet over opvoedingsdoelen schreven. Hij gaf advies over een soepele omgang tussen ouder en kind, en schreef niet over wat voor volwassene het kind zou moeten worden. Dat werd in Nederland na 1970 algemeen. Wat belangrijke waarden zijn voor later en wat je moet willen voor je kind, dat mogen ouders nu zelf uitmaken. Belangrijk vonden deskundigen dat ouders en kinderen het een beetje leuk hadden samen. Impliciet koesteren ze wel degelijk een ideaal: dat het kind het goed gaat doen op school, in de groep en met vriendjes. Als dat lukt, verloopt de psychologische ontwikkeling van het kind immers voorspoedig? En daar is het de deskundigen om te doen. Opvoedingsadvies is veranderd van moraliserend in psychologiserend. De opvoedingsonzekerheid van ouders lijkt de enige constante factor.

Publicatiedatum: maart 2012
Auteur: Janneke Wubs

Publicatiedatum: 15-03-2012
Datum laatste wijziging :21-04-2021
Auteur(s): Janneke Wubs,
Verwante vensters
Extra Opvoedingsadvies & hyperouderschap
Ouders kunnen aan het begin van de 21ste eeuw niet meer om opvoedingsadvies heen, al zouden ze willen. Van consultatiebureau en kinderopvang krijg je themabrieven en gesponsorde opvoedtijdschriften mee (Ezeltje Prik, Prima). Op school kun je terecht voor opvoedcursussen (Opvoeden zo). Pubers schijnen zo moeilijk te zijn dat er een heel eigen genre over is ontstaan (J/M Pubers, Het puberbrein). En ouders zelf moeten werk, huishouden, vrijwilligerstaken, hobby’s en vriendschappen combineren met het relaxed opvoeden van kinderen die allemaal hun eigen behoeftes of stoornissen hebben: drukke moeders, thuisblijfmoeders, supermoeders, kekke mama’s, een beetje zwangere vaders, betrokken vaders, alleenstaande ouders kunnen lezen over meerlingkinderen, jongens, meisjes, drukke kinderen, nieuwetijdskinderen, hoogsensitieve kinderen, tweede kinderen en ga zo maar door. Vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog verweten deskundigen ouders nog wel eens dat ze gemakzuchtig waren. Dat ze vooral goed gedrag van hun kind eisten, maar zich niet graag verdiepten in de denkwereld en psychologische ontwikkeling van hun kind. Van eenentwintigste-eeuwse ouders wordt eerder gezegd dat ze onzeker zijn, en daarom zoveel over opvoeding willen lezen. Of dat ze hyper zijn, hun kind als project zien en geen onbetekenend detail in het grootbrengen van kinderen kunnen loslaten. De vraag is of de explosie aan leesvoer, met allerlei uiteenlopende ideeën over ouderschap, onzekere en superbezorgde ouders geruststelt of juist zulk onzeker hyperouderschap creëert.
Verder studeren
  • Bakker, N., Noordman, J. & Rietveld - van Wingerden, M (2010), Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en praktijk 1500-2000. Assen: van Gorcum, Hoofdstuk 6: Opvoeding en zorg in de eeuw van het kind. In het bijzonder: paragrafen 4.7 (pp. 175-184), 5.5 (pp. 242-260) en 6.8 (pp. 345-355).
  • Wubs, Janneke, (2005), 'Kinderen moeten op vergelding kunnen rekenen. Straf in opvoedingsadviezen, 1945-1999',  in: Transparant, jrg. 16,nr. 1,pp. 9-14.
  • Wubs, Janneke, (2004), 'Doe wat ik zeg, niet wat ik doe. Benjamin Spock 1903-1998',  in:Pedagogiek in Praktijk, jrg. 10, nr. 6, pp. 42-45.
Literatuur
  • Wubs, Janneke (2004), Luisteren naar deskundigen. Opvoedingsadvies aan Nederlandse ouders, 1945-1999.  Assen: Van Gorcum bv.
  • Bakker, Nelleke (1995), Kind en karakter. Nederlandse pedagogen over opvoeding in het gezin. 1845-1925.  Amsterdam: het Spinhuis.
  • Bakker, Nelleke (2009), ‘De “goede”opvoeding in het gezin: over veranderende kwaliteitsnormen in de twintigste eeuw’,  A. Minnaert e.a. (red.) Het pedagogisch quotiënt. Pedagogische kwaliteit in opvoeding, hulpverlening, onderwijs en educatie, Houten: Bohn Stafleu van Loghum, pp. 21-44.
  • PDF document NJi (2011), Opvoeding, ontwikkeling en ouderschap. Literatuur voor ouders. 
  • Maier, Thomas (2003), Dr. Spock. An American Life.  New York: Basic Books.
  • Externe link Marieke Henselmans (2000), De alwetende, wijze Spock in: De Volkskrant, 16 juni 2000. Uitleg bij een nieuwe geheel geactualiseerde versie van Spocks 'opvoedingsbijbel'.
Aanvullend materiaal
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste