Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
1985Wederopstanding gebarentaal ’Bevrijding voor de dove’
Na een eeuw hegemonie van de spreektaal in het dovenonderwijs begon dat voorzichtig te veranderen na de Tweede Wereldoorlog. Op het elfde internationale congres over het dovenonderwijs in 1950 in Groningen was daarvan nog niets te merken, maar wel op het twaalfde in 1963 in Washington. Ook bleek uit onderzoek dat de resultaten van de spreekmethode fors tegenvielen. Er kwam voor het eerst waardering voor gebaren als een stimulans voor taalontwikkeling en de cognitieve en sociale ontwikkeling van het dove kind.
Tweetalig onderwijs
Een eerste stap was het invoeren vanaf 1970 van Total Communication (TC): het gebruik van gebaren, vingeralfabet, pictogrammen en lichaamstaal ter ondersteuning van het spreken. In 1980 waren de Nederlandse dovenscholen, met uitzondering van die in St Michielsgestel, daarop overgegaan. Gaandeweg ontstond waardering voor gebarentaal als een basis voor andere vormen van communicatie en maakten dovenscholen in Nederland en daarbuiten de overstap naar tweetalig onderwijs: de Nederlandse taal en de Nederlandse Gebarentaal (NGT).
Bij het Nederlands maken scholen gebruik van Nederlands met gebaren (NmG) waarin de gebaren de zinsopbouw van het Nederlands volgen. Deze overgang naar gebaren was in 1995 op Nederlandse dovenscholen vrijwel afgerond. Op een uniek congres in Groningen in 1990 dat tegelijk jubileumcongres was van het 200-jarige Groninger doveninstituut én het Dovencongres van de Nederlandse Dovenraad, koos het instituut te Groningen als eerste officieel voor tweetalig onderwijs De constatering dat het gebruik van gebaren veel vroeger communicatie oplevert, zelfs al in de zuigelingentijd als nog geen enkel kind kan praten, droeg daaraan bij. Tegenwoordig pleit ook de jongerenorganisatie SH-Jong voor het leren van de NGT aan slechthorenden.
Bernard Tervoort
Baanbrekend in de omschakeling naar gebaren was Bernard Tervoort. Hij promoveerde in 1953 op een structurele analyse van de gebarentaal, zoals doven onderling gebruikten. Zijn boodschap was dat gebaren niet een bedreiging vormen voor de taalontwikkeling, zoals lange tijd was gedacht, maar juist stimulerend was voor de ontwikkeling van het kind en diens spreken. Gebarentaal was voor hem een volwaardige taal met een eigen grammatica en dus ook een eigen zinsstructuur.
Tervoort werd in 1966 benoemd als hoogleraar in de psycho- en patholinguïstiek aan de Universiteit van Amsterdam. In die positie werkte hij in internationale context verder aan het onderzoek van gebarentaal. Daarin kwam ook aandacht voor verschillen en overeenkomsten tussen gebarentalen. Elk land heeft namelijk zijn eigen gebarentaal. Het onderzoek van overeenkomsten en verschillen, zelfs tussen dialecten in eenzelfde land, ligt dan voor de hand. Daarnaast richtte het onderzoek zich onder meer op de impact van gebarentaal op de moeder-kindrelatie en de ontwikkeling van het kind in het algemeen.
Bevrijding voor de dove
Aan de introductie van gebaren in het onderwijs droegen veranderingen in de dovengemeenschap bij. Voorheen toen spreken verplicht was en gebaren verboden waren op dovenscholen, voelden doven zich tweederangsburgers. Die opvoeding werkte bij velen nog lang na. Doven voelden zich op achterstand staan bij horenden, ondanks hun inzet om te spreken. Dat veranderde toen gebarentalen wetenschappelijk erkend werden als volwaardige talen. Tervoort had daaraan bijgedragen en dat resoneerde op internationale congressen over dovenonderwijs vanaf 1963. Voorbeelden uit Amerika lieten zien hoe geëmancipeerde doven hoge opleidingen volgden met behulp van gebarentolken. Hoe belangrijk deze ontwikkeling voor doven was blijkt uit de vele egodocumenten die de laatste dertig jaar zijn verschenen in boekvorm en in artikelen in eigen periodieken. Een van hen sprak over een ‘bevrijding voor de dove’.
Wet erkenning gebarentaal
Het initiatiefwetsvoorstel Wet erkenning Nederlandse gebarentaal van de Tweede Kamerleden Kuiken (PvdA), Dik-Faber (ChristenUnie) en Van Eijs (D66) is in september 2020 door de Eerste Kamer en in oktober 2020 door de Eerste Kamer met algemene stemmen aanvaard. De wet beoogt de Nederlandse Gebarentaal (NGT) juridisch te erkennen. Hiermee vormt dit wetsvoorstel het sluitstuk van een proces van dertig jaar waarin er wel maatschappelijke en politieke erkenning is gekomen voor de NGT als moedertaal van de Nederlandse dovengemeenschap, maar juridische (wettelijke) erkenning tot nu toe achterwege is gebleven.
Met dit wetsvoorstel wordt deze juridische erkenning geregeld en worden tevens een aantal hieruit voortvloeiende rechten en plichten vastgelegd, zoals het recht om een eed, belofte of bevestiging af te mogen leggen in de NGT en de plicht voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om het gebruik van de NGT te bevorderen. Daarnaast wordt een adviesorgaan ingesteld dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hierover adviseert.