NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
Verwante vensters
1915 Voorwaardelijke veroordeling
Van begeleiding en nazorg naar toezicht
eerste   vorige   homepage  
 
"Maar de voornaamste betekenis dankte de voorwaardelijke veroordeling in ons recht aan het positieve doel, de verbetering van de veroordeelde. Daarom zijn reeds in 1915 bijzondere voorwaarden en bijzonder toezicht in de wet toegelaten. De organisatie der particuliere reclassering te onzent maakte dit bijzondere toezicht, en daarmee de bijzondere voorwaarden, op de naleving waarvan immers het bijzondere toezicht is gericht, in ruime mate mogelijk."
W.P.J. Pompe, Handboek van het Nederlandse strafrecht. Zwolle, 1959, blz. 394.

Het reclasseringswerk van de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw heeft de basis gelegd voor de wettelijke invoering van de voorwaardelijke veroordeling. De band tussen reclasseerder en veroordeelde kreeg een wettelijk karakter waaraan de veroordeelde zich niet straffeloos kon onttrekken. Tegelijk werd het streven van de reclassering om de gevangenisstraf terug te dringen beloond.

In de loop van de negentiende eeuw werden lijfstraf (1854) en doodstraf (1870) afgeschaft. Gevangenisstraf werd de belangrijkste sanctie. Gevangenen met een detentieperiode van langer dan zes maanden verbleven in vrijwel totale afzondering, dat was de eenzame opsluiting, het cellulaire systeem (1886). Dit systeem achtte men volkomen humaan omdat men het zag als hét middel voor zedelijke verbetering.
Spoedig bleek dat deze eenzame opsluiting tot een uitbraak van ‘gevangenispsychoses’ leidde: gevangenen draaiden door, pleegden zelfmoord, verminkten zichzelf.
Socialistenleider Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) verbleef in 1887 zeven maanden in een cel wegens majesteitsschennis. Na ontslag uit detentie keerde hij zich tegen het cellulaire systeem. Wetenschappers en politici bekritiseerden de celstraf. Criminoloog Arnold Aletrino (1858-1916) schreef in 1906 een baanbrekend boek, getiteld: Is de celstraf nog langer geoorloofd en gewenscht? Strafrechtgeleerden van de Nieuwe Richting, een strafrechtstheorie ontstaan rond 1900, bestreden de vergeldingstheorie van de Klassieke Richting. Zij pleitten voor het instellen van sancties die rekening hielden met de individuele kenmerken van daders en specifieke oorzaken van hun crimineel gedrag. Voorwaardelijke straffen hoorden daarbij.

Begin twintigste eeuw hielden de Justitieministers J.A. Loeff en P.W.A. Cort van der Linden zich tevergeefs bezig met de voorbereiding van een regeling inzake de voorwaardelijke veroordeling. Justitieminister E.R.H. Regout lukte het wel om in 1912 een wetsontwerp aan de Tweede Kamer voor te leggen. Dit ontwerp verschafte de rechter de mogelijkheid een voorwaardelijke straf korter dan een half jaar op te leggen. Met de invoering van de voorwaardelijke veroordeling met proeftijd ontstond een alternatief voor korte vrijheidsstraffen. Men hoopte een voorwaardelijk veroordeelde meer te motiveren tot ‘zelfverbetering’, hetgeen uiteraard recidivegevaar moest voorkomen. Na het onverwachte overlijden van minister Regout in 1913 lag de discussie rondom de invoering van voorwaardelijke veroordeling een tijdlang stil. Justitieminister B. Ort nam de draad weer op. In juni 1915 is het dan eindelijk zover: de mogelijkheid om een voorwaardelijke veroordeling op te leggen wordt in het Wetboek van Strafrecht opgenomen; een ‘sieraard van ons strafrecht’, aldus vele juristen. In de loop der jaren vonden diverse wetswijzigingen plaats. De laatste dateert uit 2012: De Wet voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling.

Het uitoefenen van toezicht of controle op het naleven van gestelde voorwaarden berust formeel bij het Openbaar Ministerie, maar wordt feitelijk aan particuliere reclasseringsorganisaties overgelaten. Reclasseringswerkers dienen ‘hulp en steun’ te verlenen aan voorwaardelijk veroordeelden. De invoering van reclasseringstoezicht is niet alleen een verdieping van het reclasseringswerk. maar ook een versteviging van de relatie tussen justitie en reclassering. Het uitoefenen van toezicht (ook ‘patronage’ genoemd) is overigens geen geheel nieuwe reclasseringsactiviteit. Bij de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelden, bij wet geregeld in 1886, bestond al de mogelijkheid reclasseringstoezicht in het leven te roepen.

Voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling zijn maatregelen die niet zomaar toegepast kunnen worden. Informatie over persoon en omstandigheden van verdachte of veroordeelde is noodzakelijk om tot een weloverwogen besluit te komen. De reclasseringspraktijk bij Justitie ongevraagd adviesrapporten over justitiabelen in te dienen werd in 1923 gelegaliseerd: de voorlichtingsrapportage in strafzaken. Aanleiding tot het legaliseren van de voorlichtingsrapportage betrof de invoering van de enkelvoudige kamer oftewel de ‘politierechter’ in 1922. Na de Tweede Wereldoorlog nam de voorlichtingsrapportage een hoge vlucht. Inmiddels is deze reclasseringsopdracht tot een zeer specialistische taak uitgegroeid.

De eerste decennia werd reclasseringstoezicht door vrijwilligers uitgeoefend. Sociale controle en maatschappelijke aanpassing speelden een belangrijke rol. Niet alleen medemenselijke betrokkenheid en daadwerkelijke ondersteuning, maar ook paternalisme en moralisme manifesteerden zich. Na de Tweede Wereldoorlog neemt het aantal rapportageopdrachten gestaag toe. Steeds vaker namen gesubsidieerde beroepskrachten de plaats in van vrijwilligers. Ook het uitoefenen van reclasseringstoezicht werd steeds vaker door professionals vervuld. Overigens, in de jaren zeventig en tachtig waren er betrekkelijk veel reclasseringswerkers die het uitoefenen van toezicht afwezen omdat het volgens hen een politie- of justitietaak was en geen hulpverleningstaak.

Sinds de jaren negentig heeft het reclasseringstoezicht zich verder ontwikkeld. Verschillende soorten en modellen zijn in zwang. Het hoofddoel van toezicht blijft risicobeheersing c.q. recidivevermindering. Een arsenaal aan beproefde begeleidings- en controlemiddelen wordt ingezet om dit doel te bereiken. Een juiste combinatie van beide middelen -hybride werken in het vakjargon - boekt nog het meeste succes, zo blijkt uit ervaring en onderzoek. Toezichthouder is inmiddels een aparte reclasseringsfunctie. Van hem of haar wordt veel gevraagd, moge duidelijk zijn. Chapeau voor hun tomeloze inzet!

Publicatiedatum: 11-11-2014
Datum laatste wijziging :14-10-2015
Auteur(s): Marcel Krutzen,
Verwante vensters
Extra Onder reclasseringstoezicht
Gedurende de ondertoezichtstelling controleren en begeleiden reclasseringswerkers justitiabelen, bijvoorbeeld tijdens al dan niet aangekondigde huisbezoeken. Daarnaast kunnen cliënten onder elektronische controle staan met een enkelband, met of zonder GPS (Global Positioning System): dan mag de justitiabele niet op bepaalde plekken verschijnen of moet hij op bepaalde tijdstippen thuis zijn De door justitie oplegde voorwaarden en met reclassering (toezichthouders) gemaakte afspraken en gegeven aanwijzingen zijn bedoeld om (mogelijke) gevaar- en recidiverisico’s te voorkomen. Als cliënten zich niet houden aan deze voorwaarden, aanwijzingen en afspraken wordt dit door de reclassering bij justitie gemeld, hetgeen gevolgen heeft voor het verdere verloop van het toezicht; in het uiterste geval volgt gevangenisstraf.
Aantal toezichten in 2014:
Reclassering Nederland: 19.170
SVG Verslavingsreclassering: 13.642
Verder studeren
Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
eerste   vorige   homepage