Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
2015Participatiesamenleving Van verzorging naar meedoen (of verwaarlozing?)
Of de datum 1 januari 2015 een mijlpaal of een dieptepunt wordt in de geschiedenis van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking valt anno 2014 moeilijk te voorspellen. Maar dat het een belangrijk moment zal zijn, lijdt geen twijfel. Met ingang van 1 januari 2015 treden een aantal nieuwe wetten in werking: een uitgebreide Wet maatschappelijke ondersteuning voor de begeleiding van kwetsbare burgers; de Participatiewet voor het stimuleren van arbeid door mensen met een beperking; de Jeugdwet voor onder andere kinderen met opgroeiproblemen; de Wet Langdurige Zorg voor mensen met een zware verzorgingsbehoefte. En het Passend Onderwijs verplicht (per 1 augustus 2014) scholen om kinderen met leerproblemen in een gezamenlijk netwerk op te vangen. Al deze wetten raken de levens van mensen met een verstandelijke beperking.
De achtergrond van deze ingrijpende veranderingen is zowel economisch als ideologisch van aard. De (Europese) noodzaak om te bezuinigen noopt de overheid ertoe de aanspraken op zorg te beperken. Tegelijkertijd verkondigt dezelfde overheid de ideologie van de participatiesamenleving, waarin een groter beroep wordt gedaan op de zelfredzaamheid en participatie van burgers. De wettelijke veranderingen (transities) moeten beide doelen dienen. Uiteindelijk veranderen zij ingrijpend de wijze waarop kwetsbare burgers worden ondersteund. De hele operatie beoogt een systeemverandering; een omslag van het verzorgen van verschillende doelgroepen in aparte voorzieningen naar het zoveel mogelijk normaal laten deelnemen van deze doelgroepen als volwaardig burger aan de samenleving.
De voornaamste wijziging voor mensen met een verstandelijke beperking is het beperken van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) tot intensieve 24-uurszorg, waar gemeenten de regie over gaan voeren. Gemeenten bekijken samen met de burger wat hij zelf kan, of zijn netwerk iets kan betekenen en of er vrijwilligers en algemene voorzieningen zijn die hem kunnen ondersteunen bij zaken als vervoer, dagbesteding en boodschappen doen. Als de zorgbehoefte intensiever wordt, kan een burger een beroep doen op een maatwerkvoorziening – een speciaal op het individu afgestemde bijzondere voorziening. Pas als er sprake is van zware zorgbehoefte, komt men in aanmerking voor zorg die gefinancierd wordt vanuit de Wet Langdurige Zorg.
In dit nieuwe systeem is in principe geen plaats voor aparte sociale werkplaatsen. De Participatiewet sluit de toegang daartoe ook per 1 januari 2015 af en gemeenten worden verantwoordelijk voor het begeleiden van mensen met een beperking naar arbeid. Het idee is dat mensen met een verstandelijke beperking zoveel mogelijk in het gewone bedrijfsleven aan het werk gaan.
Voor jongeren met een licht verstandelijke beperking kunnen de gevolgen van deze wettelijke veranderingen groot zijn. Zij ontvangen nu vaak dagbesteding en begeleiding of werken in een sociale werkplaats. Bovendien hebben zij ook te maken met de grote veranderingen in de jeugdhulp. De samenleving wordt geacht hen meer steun te bieden. Maar gebeurt dat ook? Uit onderzoeken blijkt dat de invoering van de Wmo in 2007 de afgelopen jaren niet heeft geleid tot meer maatschappelijke participatie door mensen met een verstandelijke handicap op het gebied van onder andere sociale contacten, werk, dagactiviteiten en sport. Sociale integratie en inclusief beleid blijken in de praktijk soms moeilijk te realiseren als gevolg van de beeldvorming over mensen met een verstandelijke handicap, hun eigen beperkte (sociale en intellectuele) vaardigheden en onbekendheid met deze groep burgers bij veel gemeenten.
Anders gezegd: participatie verwijst naar een vorm van samenleven en van elkaar steunen waarbij mensen niet alleen toegang hebben tot de samenleving, maar ook in staat gesteld worden er een bijdrage aan te leveren. Je moet echt deel uitmaken van de samenleving (‘inclusie’) om erin te kunnen participeren. Dat lukt alleen als verschillen tussen mensen, die er natuurlijk volop zijn, positief gewaardeerd worden. Alleen dan zijn mensen met een ernstige verstandelijke beperking in staat om deel te nemen en te participeren.
De werkelijkheid blijkt echter vaak weerbarstig. Verschillen worden nogal eens negatief gewaardeerd. Waar inclusie de norm zou moeten zijn, zijn uitsluiting, discriminatie en zelfs misbruik vaak de praktijk. Er is, kortom, sprake van een spanningsveld tussen verschil en gelijkheid. Een humane democratische samenleving heeft de taak te streven naar een verzoening tussen gelijkheid en verschillen: alle mensen zijn gelijk, maar op een zodanige manier dat ze van elkaar mogen verschillen.
Waar nu voor mensen met ernstiger beperkingen voor gewaakt moet worden is dat juist het erkennen van verschillen tegelijkertijd leidt tot verwaarlozing of zelfs misbruik van deze groep mensen. Het erkennen van verschillen ontslaat een samenleving niet van de noodzaak om tegelijkertijd ook zorg te bieden. Ondersteuning bieden en mensen ‘empoweren’ blijven noodzakelijke voorwaarden om mensen met een verstandelijke beperking in staat te stellen om mee te doen. Als de wettelijke ontwikkelingen door de nadruk op bezuinigen en zelfredzaamheid in de praktijk aan die basisgedachte gaan tornen, zou de beoogde systeemverandering wel eens haar doel voorbij kunnen schieten.
Daarom is het van belang om aan het einde van deze Canon erop te wijzen dat te midden van al deze veranderingen de functie van onafhankelijke cliëntondersteuning voor mensen met een verstandelijke beperking onontbeerlijk zal blijven. De cliëntondersteuner kan hulp geven bij het keukentafelgesprek, mensen met raad en daad bijstaan en hen helpen de weg te vinden naar passende ondersteuning. Bovenal kan de cliëntondersteuner helpen bij het zelf opstellen van een persoonlijk plan, waardoor mensen daadwerkelijk zelf eigenaar van hun plan en regisseur van de ondersteuning kunnen worden. Want dat is de vooruitgang waar het allemaal om te doen zou moeten zijn.
Publicatiedatum: 20-09-2012
Datum laatste wijziging :20-09-2015
Auteur(s): Henk Beltman,