NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
2015 Participatiesamenleving
Van verzorging naar meedoen (of verwaarlozing?)
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Met ingang van 1 januari 2015 treden een aantal nieuwe wetten in werking: een uitgebreide Wet maatschappelijke ondersteuning voor de begeleiding van kwetsbare burgers; de Participatiewet voor het stimuleren van arbeid door mensen met een beperking; de Jeugdwet voor onder andere kinderen met opgroeiproblemen; de Wet Langdurige Zorg voor mensen met een zware verzorgingsbehoefte. En het Passend Onderwijs verplicht (per 1 augustus 2014) scholen om kinderen met leerproblemen in een gezamenlijk netwerk op te vangen. Al deze wetten raken de levens van mensen met een verstandelijke beperking.

De achtergrond van deze ingrijpende veranderingen is zowel economisch als ideologisch van aard. De (Europese) noodzaak om te bezuinigen noopt de overheid ertoe de aanspraken op zorg te beperken. Tegelijkertijd verkondigt dezelfde overheid de ideologie van de participatiesamenleving, waarin een groter beroep wordt gedaan op de zelfredzaamheid en participatie van burgers. De wettelijke veranderingen (transities) moeten beide doelen dienen. Uiteindelijk veranderen zij ingrijpend de wijze waarop kwetsbare burgers worden ondersteund. De hele operatie beoogt een systeemverandering; een omslag van het verzorgen van verschillende doelgroepen in aparte voorzieningen naar het zoveel mogelijk normaal laten deelnemen van deze doelgroepen als volwaardig burger aan de samenleving.

De voornaamste wijziging voor mensen met een verstandelijke beperking is het beperken van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) tot intensieve 24-uurszorg, waar gemeenten de regie over gaan voeren. Gemeenten bekijken samen met de burger wat hij zelf kan, of zijn netwerk iets kan betekenen en of er vrijwilligers en algemene voorzieningen zijn die hem kunnen ondersteunen bij zaken als vervoer, dagbesteding en boodschappen doen. Als de zorgbehoefte intensiever wordt, kan een burger een beroep doen op een maatwerkvoorziening – een speciaal op het individu afgestemde bijzondere voorziening. Pas als er sprake is van zware zorgbehoefte, komt men in aanmerking voor zorg die gefinancierd wordt vanuit de Wet Langdurige Zorg.

In dit nieuwe systeem is in principe geen plaats voor aparte sociale werkplaatsen. De Participatiewet sluit de toegang daartoe ook per 1 januari 2015 af en gemeenten worden verantwoordelijk voor het begeleiden van mensen met een beperking naar arbeid. Het idee is dat mensen met een verstandelijke beperking zoveel mogelijk in het gewone bedrijfsleven aan het werk gaan.

Voor jongeren met een licht verstandelijke beperking kunnen de gevolgen van deze wettelijke veranderingen groot zijn. Zij ontvangen nu vaak dagbesteding en begeleiding of werken in een sociale werkplaats. Bovendien hebben zij ook te maken met de grote veranderingen in de jeugdhulp. De samenleving wordt geacht hen meer steun te bieden. Maar gebeurt dat ook? Uit onderzoeken blijkt dat de invoering van de Wmo in 2007 de afgelopen jaren niet heeft geleid tot meer maatschappelijke participatie door mensen met een verstandelijke handicap op het gebied van onder andere sociale contacten, werk, dagactiviteiten en sport. Sociale integratie en inclusief beleid blijken in de praktijk soms moeilijk te realiseren als gevolg van de beeldvorming over mensen met een verstandelijke handicap, hun eigen beperkte (sociale en intellectuele) vaardigheden en onbekendheid met deze groep burgers bij veel gemeenten.

Anders gezegd: participatie verwijst naar een vorm van samenleven en van elkaar steunen waarbij mensen niet alleen toegang hebben tot de samenleving, maar ook in staat gesteld worden er een bijdrage aan te leveren. Je moet echt deel uitmaken van de samenleving (‘inclusie’) om erin te kunnen participeren. Dat lukt alleen als verschillen tussen mensen, die er natuurlijk volop zijn, positief gewaardeerd worden. Alleen dan zijn mensen met een ernstige verstandelijke beperking in staat om deel te nemen en te participeren.
De werkelijkheid blijkt echter vaak weerbarstig. Verschillen worden nogal eens negatief gewaardeerd. Waar inclusie de norm zou moeten zijn, zijn uitsluiting, discriminatie en zelfs misbruik vaak de praktijk. Er is, kortom, sprake van een spanningsveld tussen verschil en gelijkheid. Een humane democratische samenleving heeft de taak te streven naar een verzoening tussen gelijkheid en verschillen: alle mensen zijn gelijk, maar op een zodanige manier dat ze van elkaar mogen verschillen.

Waar nu voor mensen met ernstiger beperkingen voor gewaakt moet worden is dat juist het erkennen van verschillen tegelijkertijd leidt tot verwaarlozing of zelfs misbruik van deze groep mensen. Het erkennen van verschillen ontslaat een samenleving niet van de noodzaak om tegelijkertijd ook zorg te bieden. Ondersteuning bieden en mensen ‘empoweren’ blijven noodzakelijke voorwaarden om mensen met een verstandelijke beperking in staat te stellen om mee te doen. Als wettelijke ontwikkelingen door de nadruk op bezuinigen en zelfredzaamheid in de praktijk aan die basisgedachte gaan tornen, zou de beoogde systeemverandering wel eens haar doel voorbij kunnen schieten.

Of dat na de grote wetswijzigingen van 2015 waarin de Wet Maatschappelijke Ondersteuning taken kreeg overgeheveld uit de AWBZ, die in een opgeschoonde versie verder ging als Wet Langdurige Zorg, plus de invoering van de Participatiewet en de nieuwe Jeugdwet, ook echt het geval is, valt moeilijk precies te zeggen. Vast staat dat het er niet overzichtelijker op is geworden. Er is gesteggel over wanneer iets bij de gemeenten hoort en wanneer het onder de Wet Langdurige Zorg valt - vooral bij het vormgeven van begeleid wonen heeft dat veel onduidelijkheid gegeven, en dat gaat altijd ten kosten van mensen die minder makkelijk kunnen laveren langs alle wettelijke regeltjes. Ook de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking blijft achter bij wat de bedoeling was. Ondanks een overspannen arbeidsmarkt blijven werkgevers het lastig vinden om ruimte te bieden aan mensen die iets meer gebruiksaanwijzing nodig hebben. Ook de ’knip’ tussen 18-min (dan val je onder de Jeugdwet onder verantwoordelijkheid van de gemeente en 18-plus (dan is het Wet Langdurige Zorg of Participatiewet of zorgverzekeringswet) heeft in veel gemeenten tot onverantwoorde vormen van verwaarlozing geleid.
Al deze - bepaald niet eenduidige ontwikkelingen - onderstrepen nog eens het belang van onafhankelijke cliëntondersteuning voor mensen met een verstandelijke beperking. De cliëntondersteuner kan hulp geven bij het keukentafelgesprek, mensen met raad en daad bijstaan en hen helpen de weg te vinden naar passende ondersteuning. Bovenal kan de cliëntondersteuner helpen bij het zelf opstellen van een persoonlijk plan, waardoor mensen daadwerkelijk zelf eigenaar van hun plan en regisseur van de ondersteuning kunnen worden. Want dat is de vooruitgang waar het allemaal om te doen zou moeten zijn.

Publicatiedatum: 20-09-2012
Datum laatste wijziging :11-02-2024
Auteur(s): Henk Beltman,
Verwante vensters
Verder studeren
Literatuur
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste