![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Verwante vensters |
2008 Disability Studies in Nederland `Nothing about us without us` |
|
Disability Studies in Nederland: in 2008 was het zover. Jacqueline Kool schetste in de startnotitie Tijd voor Disability Studies in Nederland de achtergronden en mogelijkheden voor de ontwikkeling van een onderwijs- en onderzoeksprogramma over handicap. De organisaties Handicap+studie en ZonMw publiceerden de startnotitie en organiseerden vervolgens een conferentie waarop de (on)mogelijkheden van Disability Studies in Nederland bediscussieerd werden. In 2009 volgde de oprichting van de organisatie Disability Studies in Nederland (DSiN), die sindsdien door diverse organisaties zoals het Revalidatiefonds gesteund wordt.
DSiN heeft onder leiding van directeur Alice Schippers inmiddels de nodige initiatieven op het gebied van onderwijs en onderzoek ontplooid. In 2012 werd Mieke Cardol benoemd als lector ‘Disability Studies, diversiteit in participatie’ in Rotterdam. Haar lectoraat is een initiatief van DSiN en Hogeschool Rotterdam. Een nieuwe mijlpaal was de vestiging in 2013 van een leerstoel Disability Studies op de Vrije Universiteit Amsterdam. Als hoogleraar werd Geert van Hove benoemd die sinds 1993 verbonden is aan de Universiteit van Gent als hoogleraar Disability Studies en Inclusief Onderwijs, vakgroep Orthopedagogiek. In de jaren tachtig zette hij, als één van de eerste onderzoekers in België, diverse projecten op voor mensen met een verstandelijke beperking. Als hoogleraar is hij daar nauw betrokken bij families met kinderen met een beperking die kiezen voor inclusief onderwijs. Ook zet hij zich in voor de internationale empowerment beweging ‘Our New Future’. Dankzij Schippers, Cardol en Van Hove is er bij DSiN veel aandacht voor mensen met een verstandelijke beperking, maar tegelijkertijd staat de organisatie nadrukkelijk voor een cross-disability benadering waarbij de nadruk ligt op de overeenkomsten tussen mensen met diverse beperkingen in hun maatschappelijk functioneren. In de bundel Nooit zo geweten, nooit zo gemeten waarin DSiN zeven onderzoeksprojecten presenteerde, gingen twee projecten over mensen met een verstandelijke beperking: het één over maatschappelijke participatie en het ander over de manier waarop wensen al dan niet gerealiseerd kunnen worden. In het afsluitende hoofdstuk geven de onderzoekers tips om dit onderzoek ‘in DSiN-stijl’ te doen. Waar staat Disability Studies voor? Disability Studies is een interdisciplinaire onderzoekstraditie die is voortgekomen uit de emancipatiebeweging van mensen met een beperking, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Vrouwenstudies. Vanaf de jaren zestig werkten mensen met diverse beperkingen steeds vaker samen in hun streven naar een gelijkberechtigde maatschappelijke positie. Met name in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika waren zogenaamde cross-disability groups succesvol in hun verzet tegen de discriminatie van gehandicapten. Belangrijk voor deze groepen was het sociale model van handicap. Volgens dit model moet handicap niet opgevat worden als een individueel medisch en/ of genetisch tekort, maar als een sociale constructie die bestaat door de wijze waarop de samenleving is ingericht. Die inrichting heeft als gevolg dat iemand met een handicap vaak per definitie niet gewoon kan meedoen, dat er voor hem gezorgd moet worden en die dus beter apart gezet kan worden. De rolstoelgebruiker die geen enkel gebouw in kan. Dit kritische sociale model inspireerde vanaf de jaren tachtig niet alleen activisten, maar ook (activistische) wetenschappers. Zij gingen handicap vanuit verschillende disciplines onderzoeken en ontwikkelden speciale onderwijsmodules. Een belangrijk principe van Disability Studies is “nothing about us without us”. Dat betekent dat de mensen om wie het gaat meedoen of samenwerken bij de opzet en uitvoering van onderzoek. De eerste jaren waren vooral sociologen, psychologen en pedagogen actief bezig met Disability Studies. Het sociale model werd bijvoorbeeld door sociologen ontwikkeld. In de jaren negentig volgden ook historici, filosofen en literatuurwetenchappers. Voor hun onderzoek was Rosemary Garland-Thomson’s analyse van handicap in de Amerikaanse cultuur en literatuur in haar boek Extraordinary Bodies (1997) richtinggevend. Dit verhaal gaat echter niet op Nederland. Natuurlijk waren hier ook activisten en onderzoekers die zich verwant wisten met Disability Studies, zo werkte Jacqueline Kool in de jaren negentig nadrukkelijk vanuit dit perspectief bij Hogeschool De Horst, maar van een georganiseerd veld was tot voor kort geen sprake. Er werd wel een aantal pogingen ondernomen. Zo werd in 1993 een internationaal congres Eur’able georganiseerd in Maastricht door de Nederlandse Gehandicaptenraad, Independent Living Nederland en Disabled People International met als doel ‘to promote studies of the living conditions of the disabled’. Naar aanleiding van dit congres werd – getuige het archief van de Gehandicaptenraad – een voorstel geschreven dat de realisatie van een ‘Programma gehandicaptenstudies’ beoogde, maar daar kwam het niet van. Wel werd in 2000 een summerschool georganiseerd. Drie jaar later verzorgde de Universiteit van Humanistiek, waar hoogleraar Douwe van Houten zich hard maakte voor een inclusieve samenleving, samen met Conny Bellemakers en in samenwerking met de organisatie Kantel Konsult ter gelegenheid van het Europese Jaar van de Gehandicapten (2003) een masterclass Disability Studies, getiteld ‘Missing Pieces’. Ook dit bleef bij een eenmalig initiatief. Waarom die aanzetten geen vervolg kregen? Allereerst was de noodzaak van Disability Studies niet altijd eenvoudig uit te leggen. Er werd immers al veel onderzoek gedaan naar (het leven met) functiebeperkingen, al gebeurde dit vaak vanuit medisch of zorgverlenersperspectief. De aandacht ging vooral uit naar diagnostiek (“Wat hebben ze voor gebreken”) en het leveren van kwalitatief hoogstaande zorg en niet of veel minder naar de vraag “Wat hebben mensen met een beperking nodig om in de samenleving mee te doen?” Vervolgens is het ook zo dat de Nederlandse gehandicaptenbeweging altijd meer versnipperd en minder activistisch is geweest dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Hierdoor lag een academische pendant van activisme hier ook minder voor de hand. Misschien was activisme in Nederland ook minder nodig als gevolg van de goede voorzieningen van de verzorgingsstaat. Om in Nederland onderscheidend te zijn, zal de nadruk bij DSiN in de nabije toekomst vooral liggen op het principe ‘nothing about us without us’, ofwel “een onderzoek en ontwikkelings-traditie waarbij mensen met een beperking (en/of hun organisaties) zoveel mogelijk betrokken zijn in verschillende rollen.” |
|