Het geweld van de verzorgingsstaat Josien Arts
Het geweld van de verzorgingsstaat
Naar een zorgzame overheid voor iedereen

72 pp - Van Gennep, Amsterdam, 2024
ISBN 9789461646132
€ 11.99
Bestellen
    overzicht   volgende   laatste
Op vrijdag 26 april 2023 hield de sociologe Josien Arts de jaarlijkse Participatielezing. De tekst daarvan is nu in een boekje verschenen. Op de website van Movisie wordt de lezing van Josien Arts als volgt samengevat. We nemen de tekst hier over.



Het gangbare verhaal over de verzorgingsstaat gaat over vier v’s: verzorgen, verzekeren, verheffen en verbinden. Josien Arts zet daar in de Participatielezing van 2024 een contrasterend verhaal naast. Een verhaal over geweld door de overheid.

‘Dit is een pleidooi voor institutionele zorgzaamheid.’ Met die woorden opent Arts de lezing. ‘Dat lijkt misschien overbodig, omdat de term verzorgingsstaat immers zorgzaamheid veronderstelt. Maar de geschiedenis laat zien dat de overheid nooit zorgzaam is geweest, althans niet voor iedereen.’

Socioloog Arts haalt tijdens haar verhaal veel van haar vroegere vakgenoten aan. Vaak noemt ze hen helden, soms is ze kritisch. Zoals in het geval van Piet Thöenes, die de verzorgingsstaat omschreef als een ‘maatschappijvorm die binnen een kapitalistisch productiesysteem garant staat voor het collectieve welzijn’. Maar volgens Arts sluiten kapitalisme en welvaart voor iedereen elkaar juist uit. ‘De herverdeling waar de overheid voor zou moeten zorgen, zit niet in de belastingregels. De bovenste één procent betaalt minder dan de armste.’ Arts legt, in navolging van Nancy Fraser, ook de link tussen kapitalisme en de uitputting van de aarde. ‘Het land werd toegeëigend om er geld mee te verdienen en de natuur gebruikt als dumpplaats. Het kapitalisme kannibaliseert, het eet ons en onze natuur op, zegt Fraser.’

Institutioneel geweld
Met haar lezing laat Arts zien hoe de verzorgingsstaat van Nederland sinds de invoering van de eerste sociale zekerheidswetten al gepaard gaat met institutioneel geweld. Bewoners van (voormalige) koloniën, mensen met een migratieachtergrond, vrouwen en mensen met een beperking werden verwaarloosd en onderdrukt. Verwaarlozing gaat om te beginnen over uitsluiting: sociale voorzieningen gelden niet voor iedereen. Zoals het pensioenstelsel dat kort na de Tweede Wereldoorlog ontstond. Deze voorziening gold alleen voor Nederlanders in Europees Nederland, dus niet voor bewoners van Suriname en het Caribisch gebied. Voor deze en andere groepen geldt wat Arts noemt het fenomeen van ‘insluitende uitsluiting’. Ze zijn uitgesloten van bepaalde voorzieningen, maar formeel wel ingesloten doordat ze lid zijn van de Nederlandse staat en daar ook aan bijdragen door belasting te betalen of met (on)betaald werk de samenleving draaiende houden.

Minder bescherming
Verwaarlozing gaat ook over de terugtrekkende overheid, waardoor ze burgers minder beschermt en meer afhankelijk maakt van de markt. ‘Sinds 1980 werden regelingen voor werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en bijstand minder ruimhartig: ze werden lager, minder toegankelijk en duurden korter.’ Hierdoor kon volgens Arts het idee wortel schieten van betaald werk als de ultieme vorm van dagbesteding. ‘Alles is gericht op uitstromen uit de uitkering. Andere vormen van werk, zoals vrijwilligerswerk en mantelzorg mogen dit niet belemmeren en worden zo expliciet minder waard gemaakt.’

Onderdrukking
Dit brengt Arts bij de andere uitingsvorm van geweld door de overheid: onderdrukking. Dat vindt direct en indirect plaats. De genoemde overtuiging van betaald werk als hoogste goed, maakt dat de overheid indirect bijvoorbeeld bijdraagt aan partnergeweld. Arts citeert uit het proefschrift van onderzoeker Suzanne Bouma: ‘Vrouwen voelen de urgentie om financieel op eigen benen te staan en werken daarom hard en veel. Maar dat staat hulp accepteren en volhouden in de weg. Daardoor blijft de gewelddadige relatie met hun partner voortduren’. Ze noemt ook de alsmaar toegenomen verplichtingen, waaronder die om een algemeen geaccepteerde baan aan te nemen: ‘Mensen komen vaak in een broodbaan terecht. Die zijn veeleisend qua uren en onprettige werkomstandigheden en ze leveren weinig op in termen van werkplezier en inkomen.’

Vrijheidsbeperking
Als directe vormen van overheidsonderdrukking noemt Arts marginalisering en gebrek aan invloed. Marginalisering gaat over niet volwaardig aan de samenleving mee kunnen doen. Dat is vaak aan de hand voor mensen in een uitkeringssituatie, onder meer door de beperking van vrijheden die meekomen met een uitkering. Als meest in het oog springende voorbeeld noemt Arts de gedupeerden van het toeslagenschandaal. Want hoe vrij ben je nog als je wordt bestempeld als fraudeur?

Minder bescherming
Als beleidsmakers zich meer bewust zijn van deze historische misstappen, helpt dat om hen anders te laten kijken naar begrippen als kwetsbaarheid, afhankelijkheid en afwijken van heersende normen. ‘Dan zie je dat iedereen kwetsbaar en afhankelijk is en niemand normaal. Het probleem dat we kwetsbaarheid noemen, is geen gevolg van intrinsieke eigenschappen, maar van verschillen in de mate van bescherming. Dezelfde chronische ziekte zorgt ervoor dat de één met een bijstandsuitkering moet leven, terwijl de ander met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en misschien ook vermogen volwaardig mee kan doen.’

Onderlinge afhankelijkheid
Dat iedereen fundamenteel afhankelijk is van anderen, hoeft geen probleem te zijn, stelt Arts. ‘Maar er moet wel de erkenning zijn dat die interdependentie (onderlinge afhankelijkheid) een noodzaak van zorgzame relaties met zich meebrengt. Voor zulke relaties is het nodig dat mensen gelijkwaardig zijn, tijd en bestaanszekerheid hebben. De vraag is dus niet hoe we onafhankelijk van de overheid kunnen worden, maar welke afhankelijkheden we wel en niet wenselijk vinden, en hoe we uiting kunnen geven aan duurzame zorgzame relaties.’ Aan de uitspraak dat niemand normaal is, koppelt Arts de stelling dat bovendien niet voor iedereen dezelfde normen gelden. Zoals de dubbele standaard voor mannen en vrouwen en die voor witte mensen en mensen van kleur.

Contouren
Op basis van al deze inzichten schetst Arts de contouren van een rechtvaardige en zorgzame overheid die er wel voor iedereen is. Een belangrijk kenmerk is dat zo’n overheid insluitend is. ‘Voor iedereen met een arbeidsbeperking, voor iedereen na de pensioengerechtigde leeftijd en voor iedereen zonder inkomen uit betaald werk gelden dan dezelfde rechten op inkomsten.’ Een verbod op straffen en verplichtingen in de sociale zekerheid stelt ze voor als tweede kenmerk. ‘Straffen gaat niet over welzijn voor mensen, maar over leedtoevoeging. En net als verplichtingen opleggen, helpt het niet. Er zit ook een tegenstrijdigheid in: want als betaald werk zo’n waardevolle dagbesteding is, waarom zou het dan nodig zijn om mensen te verplichten tot betaald werk?’

Instemming en weigering
Als derde kenmerk van een zorgzame overheid noemt Arts het recht op instemming en weigering van hulp. ‘Zonder instemming van de directe betrokkenen, zou er geen beleid tot stand moeten kunnen komen. Hetzelfde geldt voor het recht om hulp te weigeren. Dat zou voor elk individu mogelijk moeten zijn.’ Het laatste kenmerk dat ze, aan het einde van de lezing, voorspiegelt is dat van een overheid die tijd en geld beschikbaar stelt voor mensen die voor elkaar willen zorgen. ‘De plicht om algemeen geaccepteerd werk te doen, wordt zo verruild voor het recht op deze menselijk en maatschappelijk noodzakelijke arbeid. Concreet betekent dit bijvoorbeeld kortere werkdagen en werkweken en behoud van uitkering bij onbetaald zorgzaam werk.’



Beoordeling redactie:
    overzicht   volgende   laatste