NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1983 Eerste tippelzone in Haagse Waldorpstraat
Duivels dilemma: gedogen of verbieden?
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Den Haag had in 1983 de primeur met de opening van de eerste tippelzone van Nederland (en vermoedelijk de hele wereld) aan de Waldorpstraat. De zone was het antwoord op de overlast die tippelaarsters veroorzaakten in onder andere de Schilderswijk. Het was, aldus de toenmalige wethouder stadsvernieuwing Adri Duivesteijn, ‘een pragmatische oplossing voor binnenstedelijke problematiek’. In 1984 volgde Rotterdam. Daar zette wijkagent Hans Vos met een verfkwast twee strepen op het wegdek van de G.J. de Jonghweg. Als de dames daarbinnen bleven zou hij ze met rust laten, buiten de strepen werden ze beboet. Het waren bestuurlijke oplossingen die paste binnen het gedoogbeleid dat ook op andere beleidsterreinen (drugs) school maakte: eigenlijk mag het niet, maar als je je aan de voorwaarden houdt, knijpen we een oogje dicht.

Prostitutie in Nederland was tot in de jaren zeventig tamelijk ongeorganiseerd en onproblematisch: wie wist waar hij moest zijn, kon aan zijn gerief komen. Wie er niet van gediend was, had er geen last van. Dat veranderde drastisch met de opkomst van de heroïne in de jaren tachtig. Een nieuw type hoer deed haar intrede: vrouwen die hun lichaam verkochten om te scoren. Waar ’ouderwetse’ hoeren nog een soort gedragscode hadden - geen overlast veroorzaken - schuimden verslaafde prostituees de straten af, wanhopig op zoek naar klanten.. ’Meiden scheten in de bosjes, vuile naalden lagen op straat. De buurtkinderen moesten daar dagelijks doorheen’, zo herinnert agent Vos het zich. Rotterdam en Den Haag waren geen uitzondering. Ook Utrecht (1986), Amsterdam (1996), Arnhem (1997), Groningen 2000), Nijmegen (2000), Heerlen (2001)en Eindhoven (2004)creëerden hun eigen tippelgedoogzones.

De tippelzone was bedoeld als maatregel om de openbare orde te handhaven. Maar, geheel in stijl met de tijdgeest, kregen de zones ook een min of meer sociaal karakter. Er kwamen huiskamers met maatschappelijk werkers, er was medische bijstand en toezicht zodat de meisjes veilig konden werken. Lange tijd werkte dit goed. Evaluaties schilderen een positief beeld van de tippelzone. De overlast werd ingedamd: probleemgebieden als de Zeedijk in Amsterdam en het Spijkerkwartier in Arnhem werden teruggegeven aan toeristen en bewoners. De sekswerkers voelden zich veiliger, de hulpverlening kreeg zicht op een groep verslaafde vrouwen die tot dan toe onder de radar bleven. Een ding lukte niet: de vrouwen van hun verslaving af krijgen.

Rond de millenniumwisseling werden tippelzones overstroomd door vrouwen uit Oost-Europa en Zuid-Amerika, die door pooiers met busjes tegelijk werden afgezet. Tippelzones werden een vrijplaats voor drugsdealers en vrouwenhandel. In de media verschenen verhalen over zieke vrouwen die zich prostitueerden en meisjes met een verleden van seksueel misbruik die 2,50 euro vroegen voor een pijpbeurt. De tippelzone leek meer op een open inrichting dan een plek waar op basis van vrijwilligheid seks werd verhandeld.

Burgemeester Job Cohen van Amsterdam sprak van een ’duivels dilemma’: de gemeente als uitbater van prostitutie. SP-wethouder Peter van Zuthen voelde zich ’de grootste pooier van Heerlen’. Zo keerde het tij. Amsterdam was de eerste die in 2003 de tippelzone sloot. Rotterdam volgde in 2005 en een jaar later ook Den Haag. Vanwege de ’mensonwaardige omstandigheden waaronder de tippelaarsters moesten werken’, aldus het raadsbesluit.

Een ’kop-in-het-zand’-reactie, vindt Duivesteijn. ’Uitwassen als vrouwenhandel moet je bestrijden. Maar sluiting lost niets op. Je geeft jezelf als bestuurder de illusie dat je een daad verricht. Maar het enige dat je bereikt, is dat het probleem zich verplaatst.’ Dat is ook precies het bezwaar dat Proud, de belangenvereniging voor sekswerkers, heeft tegen het sluiten van tippelzones. ’Tippelzones bieden vrouwen met een zwakke maatschappelijke positie een veilige plek om hun werk te doen’, zegt voorzitter Yvette Luhrs. ’Die noodzaak verdwijnt niet als je de zone afschaft. Het enige dat je ermee bereikt, is dat ze ondergronds gaan. Ongecontroleerd, minder zichtbaar, maar vooral minder veilig.’

Het is een klassiek dilemma uit het handboek bestuurder: verbied je iets dat ongewenst is, of sta je het oogluikend toe om te voorkomen dat het ondergronds gaat? Het is een afweging die van plaats tot plaats anders uitvalt. Nijmegen kiest vooralsnog voor voortzetting van de gedoogzone, zegt GroenLinks-wethouder Bert Frings. ’Moreel gezien is het niet te verdedigen. Daar worstel ik ook mee. Tegelijkertijd ben ik pragmaticus genoeg om te beseffen dat die vrouwen een plek moeten hebben om hun werk te doen. En dan heb ik ze liever ergens bij elkaar dan verspreid over de stad.’

Bovenstaand venster is een sterk verkorte weergave van het artikel van Mac van Dinther, ‘Voor de tippelzone is het bijna voorbij’, in de Volkskrant van 25 augustus 2017.

Publicatiedatum: 29-08-2017
Datum laatste wijziging :00-00-0000
Verwante vensters
Literatuur
Links
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste