NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
2020 Aanpak huiselijk geweld: ‘Kwestie van lange adem’
Onderzoek: pas als het geweld stopt gaat het echt beter
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
In 1974 werd in Amsterdam het eerste Blijf van m’n Lijfhuis geopend. We zijn nu 50 jaar verder. Wat hebben we geleerd en wat is de agenda voor de komende jaren? We weten steeds meer over de dynamiek en complexiteit van huiselijk geweld. Het geweld stoppen blijkt veel ingewikkelder dat we dachten en vraagt om een ‘lange adem’. Hiervoor is een lange termijn investering nodig op zowel landelijk, regionaal als lokaal niveau. Intensieve samenwerking tussen gemeenten, hulpverlening, uitvoeringsorganisaties en politie en justitiepartners is een belangrijke randvoorwaarde. Pas dan kun je stappen zetten in het voorkomen van het geweld. Een belangrijke verandering sinds 1974 is allereerst dat de jarenlange strijd van de vrouwenbeweging heeft geleid tot algemene erkenning van het probleem. Geweld tegen vrouwen in relaties wordt niet meer gezien als (enkel) een privézaak, maar als een maatschappelijk probleem.

Het geweld stoppen is complex
In 2020 verscheen het onderzoeksrapport ‘Een kwestie van lange adem: kan partnergeweld en kindermishandeling echt stoppen?’ (Steketee, Tierolf, Lünnemann en Lünnemann, 2020). Het betrof een longitudinaal onderzoek naar wat er nodig is om het geweld te doen stoppen, vooral in gezinnen met ernstig en structureel huiselijk geweld. De uitkomsten lieten zien hoe hardnekkig huiselijk geweld en kindermishandeling is. Inzichten die er in 1974 nog niet waren. Je moet als hulpverlener steeds alert zijn dat het geweld opnieuw kan oplaaien. Omstanders kijken er mogelijk vreemd van op dat het geweld doorgaat, ook al is er hulpverlening ingezet. Huiselijk geweld kent verschillende vormen en voor de aanpak is maatwerk nodig. Intieme terreur is een voorbeeld van huiselijk geweld waarbij één partner controle en dwang uitoefent op de ander. Huiselijk geweld kan ook voorkomen in een gezin waarbij een opeenstapeling van stressfactoren tot conflicten kan leiden, zoals door schulden en/of opvoedproblemen. Complexe conflictscheidingen kunnen leiden tot ernstige vormen van psychisch geweld, bijvoorbeeld rondom de omgang met kinderen. Elk van deze geweldsvormen vraagt om een eigen aanpak en deskundigheid van de hulpverlener. Het vraagt daarbij ook veel uithoudingsvermogen van de slachtoffers.

Stoppen van geweld eerste prioriteit
Uit een eerder onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut ‘Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp’ (Tierolf, Lünnemann en Steketee, 2014) bleek al dat anderhalf jaar nadat de hulp was ingezet er nog steeds bij 50% van de gezinnen sprake was van ernstig en frequent geweld. Tot veler verrassing was er geen verbetering te meten als mensen wel of geen hulp hadden ontvangen. De oorzaak was dat in die gevallen niet de juíste hulp was gegeven. Een belangrijk kritiekpunt van de moeders die aan het onderzoek deelnamen was dat de reguliere hulpverlening onvoldoende oog had voor de geweldssituatie. Het doorbreken van een langdurig geweldspatroon heeft alleen kans van slagen met hulp van gespecialiseerde professionals die expertise hebben in de complexiteit van de geweldsdynamiek tussen partners. De onderzoekers verwezen voor die expertise naar MDA++ (een multidisciplinaire aanpak), Veilig Thuis en de vrouwenopvang. Het stoppen van geweld is een vak. Ook dat is een belangrijke les. Tegelijkertijd ligt dat vakmanschap door de decentralisaties van 2015 niet zonder meer binnen handbereik. Aan de poort van de hulpverlening staan vaak generalistische hulpverleners die onvoldoende bekend zijn met de dynamiek van het geweld binnen intieme relaties. Er wordt te vaak uitgegaan van het adagium ‘waar er twee vechten, hebben er twee schuld’. De vrouwenopvang gaf in het onderzoek Moeder en kind verlaten de vrouwenopvang (wie) is dat een zorg? (Toezicht Sociaal Domein 2017) al aan dat niet alle ketenpartners, zoals wijkteams, over de vereiste specialistische kennis beschikken. Dat leidt tot problemen als vrouwen weer zelfstandig gaan wonen. Bij onvoldoende deskundige nazorg is de kans groot dat het geweld weer opnieuw begint.

Oog voor gender en systeemaanpak
Het is voor de toekomst ook belangrijk dat er aandacht blijft voor de verschillen in macht, afhankelijkheid en verwachtingen die uit mannelijke en vrouwelijke rollen voortvloeien. Dit vraagt om een systeemgerichte benadering en aanpak. Deze benadering gaat uit van een geweldsdynamiek tussen àlle personen die samen een systeem vormen. Ondersteuning aan àlle leden van het systeem draagt sterker bij aan het doorbreken van geweldspatronen dan bij een individuele benadering. Een systeembenadering betekent ook dat je niet alleen naar de geweldsinteractie moet kijken, maar ook naar de financiële positie van het gezin, de woon- en werksituatie, de sociale omgeving, het al dan niet aanwezige netwerk. Dit vraag om interdisciplinaire samenwerking.

Grens overstijgende samenwerking
Een fors probleem is dat het zelden lukt om die interdisciplinaire hulp gelijktijdig te krijgen. De financiering komt uit verschillende potjes, zoals gemeentelijke budgetten, bijstandsgelden en zorgverzekering, met ieder zijn eigen regels. Samenwerkingspartners kampen soms met wachtlijsten. Het beleid per gemeente is ook verschillend. Toch zijn er goede voorbeelden van interdisciplinaire samenwerking. Zo werkt het programma Switch met één team van vaste hulpverleners uit verschillende organisaties (GGZ, vrouwenopvang, jeugdhulp en forensische zorg). De hulp richt zich op alle leden van het gezin. Filomena, het Centrum huiselijk geweld en kinder-mishandeling in Rotterdam-Rijnmond is een voorbeeld van bundeling van krachten en specialisaties onder één dak. Op één locatie wordt er gewerkt aan veiligheid, lichamelijk (forensisch) onderzoek, medische behandeling, intensieve begeleiding en traumabehandeling.
Als vrouwen voor hulp bij de vrouwenopvang aankloppen is er al veel leed geschiedt. De ambitie van de hulpverlening is om er eerder bij te zijn door risicofactoren en ontwikkelingspaden naar (dodelijk) geweld te identificeren en aanpakken. De ‘body of knowledge’ van de sector is groeiende en dat is hoopvol voor de toekomst.

Publicatiedatum: 16-09-2023
Datum laatste wijziging :18-09-2023
Auteur(s): Johan Gortworst,
Verwante vensters
Extra Femicide
In 1976 introduceerde feminist, expert en activist Diana Russell de term femicide. Daarmee bedoelt ze ’de moord op vrouwen door mannen met als motief haat, minachting, plezier of een gevoel van bezit over de vrouwen’ en de ’vrouwhatende moord op vrouwen door mannen’. Russell vond het belangrijk dat er een onderscheid werd gemaakt tussen het genderneutrale woord homicide en de term femicide. Dit om zichtbaar te maken dat vrouwen vermoord worden vanwege hun vrouw-zijn en om ervoor te zorgen dat er wordt gekeken naar de achtergrond van de moord. Bij femicide is er namelijk sprake van een machtsverhouding, een afhankelijkheidspositie of bepaalde denkbeelden die mannen over vrouwen hebben. En dat komt voort uit sociale ongelijkheid. De cijfers van het CBS liegen er niet om: in 2021 zijn er 23 vrouwen om het leven gekomen door moord of doodslag waarbij de (vermoedelijke) dader de (ex-) partner was (tegenover 5 mannen). In 2019 en 2020 ging het om vergelijkbare aantallen. In 2018 was het aantal vrouwelijke slachtoffers van moord- en doodslag door de (ex-) partner fors hoger, het ging in dat jaar om 33 vrouwen. In de periode 2017 tot en met 2021 had de politie bij 96 procent van de vrouwen die slachtoffer waren van moord en doodslag een dader in beeld. Bij bijna 6 op de 10 vrouwen die in deze periode werden vermoord, was de vermoedelijke dader de (ex-) partner.
Literatuur
Links
Bewegende beelden

YouTube, 2021 | Animatie waarin resultaten onderzoek Oranje Huis aanpak wordt uitgelegd

eerste   vorige   homepage   volgende   laatste