NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
2009 Wie werkt?
De professional als bron van effectiviteit
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
“Een effectieve interventie werkt niet uit zichzelf, maar alleen in handen van effectieve professionals: wie werkt?”

Dit statement staat in de publicatie Walk the Line, over professionaliteit en continuïteit in het reclasseringsproces (Hermanns & Menger, 2009). De publicatie – en de druk bezochte openbare les hierover – was aanleiding voor nieuwe discussies over het belang van professionals als dragers van effectiviteit. De term ‘wie werkt’ is hierna in zwang geraakt, ook in het reclasseringswerk in Europa en in het bredere sociale domein in Nederland.

De introductie van ‘wie werkt?’ viel middenin het tijdperk van sterke dominantie van ‘wat werkt’, toen nog opgevat als de smalle variant waarin het samenvalt met het RNR model en met de implementatie hiervan bij de Nederlandse reclassering (zie venster what works).
Niet alleen onder onderzoekers, ook onder reclasseringswerkers was de kritiek op toenemende ‘protocollering’ in de jaren 2008-2010 op zijn hoogtepunt. Hun kritiek richtte zich op protocollen in het algemeen, waarbij drie soorten protocollen min of meer (en ten onrechte) op de grote hoop van Wat Werkt werden gegooid. Namelijk (1e) richtlijnen op grond van wetenschappelijke bewijsvoering, ofwel evidence based werken, zoals geprotocolleerde instrumenten en gedragsinterventies, (2e) protocollen op grond van bedrijfsvoering en verantwoording, zoals registratiesystematiek en (3e) procedures gelieerd aan het belang van rechtsgelijkheid, zoals reclasseringstoezicht op basis van bijzondere voorwaarden (Menger & Donker, 2013).

Het verzet tegen de protocollering kwam tot uiting in een algemene roep om meer ‘professionele ruimte’. Deze roep werd ondersteund door de politiek (Motie van Velzen, 2007) en door publicaties over leiding geven aan professionals (‘Niet doen!’, Weggemans, 2008) Professionele ruimte leek in de hitte van het debat tegenover Wat Werkt te staan. En de term evidence based werken kwam hierdoor in diskrediet.

Met de eerste publicatie over Wie Werkt? kwam de discussie in een ander licht te staan. ‘Wie werkt’ werd in 2009 namelijk geïntroduceerd als een nieuwe loot aan de stam van Wat Werkt? De vraag ‘wat werkt bij effectief reclasseringswerk?’ omvat meer dan interventies alleen. Naast kenmerken van cliënten en kenmerken van de interventie doen ook de kwaliteit van de professional en van de interactie (werkalliantie) ertoe. Internationale onderzoeksresultaten tonen duidelijk het belang hiervan aan. Met andere woorden: ook wie werkt is evidence based.

Aan de basis van Wie Werkt staat een omvangrijke meta-analyse van de Amerikaanse psycholoog Bruce Wampold (1997) op een breed terrein van psychosociale hulpverlening, waarin hij een groot aantal effectonderzoeken met elkaar vergeleek om te kunnen bepalen ‘welke methodiek uiteindelijk het meest effectief was’. Hij vond nauwelijks verschillen in effect tussen bonafide (onderbouwde en onderzochte) methoden, maar wel tussen professionals onderling, ongeacht de gehanteerde methoden. Professionals zijn volgens hem effectiever naarmate ze meer voldoen aan de volgende kenmerken:
- Goed gebruik maken van theoretisch samenhangende en onderbouwde methodieken;
- Zelf achter de werkwijze staan en vertrouwen op de werkzaamheid daarvan;
- Zelf verwachten dat de begeleiding bij deze cliënt zal aanslaan;
- De eigen verwachting van resultaat kunnen overdragen op de cliënt;
- Goed in staat contact te maken, ook met mensen die daar zelf minder goed toe in staat zijn.
Uit andere onderzoeken kwam het cruciale belang van goede kwaliteit feedback op het eigen handelen naar voren (Duncan & Miller, 2000).

Deze onderbouwing van het belang van goed gemotiveerde en opgeleide professionals gaf zowel inhoud als begrenzing aan de discussies over ‘professionele ruimte’. Inhoud, omdat duidelijk werd dat ‘evidence based interventies’ van groot belang zijn, maar dat zij gemotiveerde professionals nodig hebben om effectief te zijn. Professionals zouden daarom meer mede-eigenaar moeten worden bij de ontwikkeling daarvan. En begrenzing, omdat duidelijk werd welke aspecten van professionele effectiviteit er speciaal toe doen en dat het organiseren van goede feedback cruciaal is. Het gaat niet om persoonlijke autonomie, het gaat om professionele ruimte, gebaseerd op kennis over effectiviteit en hierdoor tevens begrensd.

Het statement ‘wie werkt?’ was, samen met de reeks management publicaties over leiding geven aan professionals, een inspiratiebron voor de reclassering om de kwaliteit van de professional meer centraal te stellen. In lijn hiermee organiseerde het lectoraat Werken in Justitieel Kader in 2010 het eerste congres Vakmanschap van de Reclasseringswerker. In 2013 groeide dit congres in samenwerking met het 3 RO Opleidingshuis en Avans Hogeschool tot een jaarlijkse traditie. Ook de master Forensisch Sociale Professional, gestart in 2014 bij Hogeschool Utrecht, geeft vorm aan het grote belang van effectieve professionals.

Publicatiedatum: 17-11-2014
Datum laatste wijziging :15-12-2015
Auteur(s): Jacqueline Bosker, Anneke Menger,
Verwante vensters
Extra Verzet tegen regeldruk en protocollen, de 'motie van Velzen'
De periode 2007-2008 vormde het voorlopige hoogtepunt van het verzet tegen regeldruk en protocollen. Na een enquête van de SP over regeldruk onder reclasseringswerkers nam de Tweede Kamer in 2007, kamerbreed, de ‘motie van Velzen’ aan. Deze motie riep op om in een pilot in een regio van de reclassering te bekijken hoe deze professionele ruimte vergroot kon worden en of dit zou leiden tot beter reclasseringswerk. De pilot ging van start in april 2009 in de regio Brabant. De reclasseringswerkers konden experimenteren met extra ruimte om ‘te doen wat nodig is’.
De reclassering vroeg USBO Advies (Universiteit Utrecht), in samenwerking met het lectoraat Werken in Justitieel Kader van Hogeschool Utrecht, de pilot te volgen en te beschrijven, met als onderzoeksvragen: waaruit bestond de professionele ruimte in de pilot en in hoeverre gingen de reclasseringswerkers hierdoor feitelijk anders handelen? Uit het onderzoeksrapport Hoe neem je ruimte, hoe regel je ruimte? (2010) bleek dat de reclasseringswerkers zeer verantwoordelijk en professioneel met de hen geboden ruimte om gaan en pas na verloop hun ruimte steeds duidelijker ‘nemen’. De extra ruimte is vooral benut om de samenhang in het reclasseringstraject te vergroten (bv. overbruggen wachttijden) en meer te investeren in mensen die nergens anders terecht kunnen.
Verslaafd aan regels? uit 2010 is een essay over regeldruk voor reclasseringswerkers. Het was een product van een wetenschappelijke denktank, ingesteld door de Verslavingsreclassering. De denktank beveelt onder meer aan te stoppen met het opknippen van het reclasseringsproces in deelprocessen en meer in trajecten te denken. Daarnaast bevelen ze een grondige professionalisering aan, inclusief organisatie van de beroepsgroep in een beroepsvereniging. Ook is de denktank van mening dat het vak van reclasseringswerker hybride is en dat men beter zou kunnen kiezen voor een eenduidige kerntaak voor de reclasseringswerker (begeleiden of controleren). Het essay is in april 2010 aangeboden aan de toenmalige minister van Justitie Hirsch Ballin. Anneke Menger verzorgde een coreferaat.
Verder studeren
Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
Video



Gepubliceerd op 21 juli 2015. Dr. Wampold speaking to SHP-TV about his presentation, "What Makes Psychotherapy Work: The Humanistic Elements," at the 2015 APA Division 32 Conference.



Geüpload op 15 mei 2013

In this video, recorded at the 2011 APA Convention in Washington, DC, author Barry L. Duncan talks about his book, On Becoming a Better Therapist. Barry Duncan is co-author of The Heroic client. (2 minutes, 49 seconds)

eerste   vorige   homepage   volgende   laatste