NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1978 Nederlandse Organisatie van Welzijnswerkers (NOW)
Een open en brede beroepsorganisatie
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
In de slipstream van de culturele veranderingen van de jaren zestig begint het woord welzijn aan een opmerkelijke opmars. Nadat de welvaartsstaat voor materiële zekerheid heeft gezorgd, met de Algemeen Bijstandswet (1965) als kroonjuweel, zijn de geesten rijp voor een volgende stap. Na welvaart zou het om welzijn moeten gaan.

In deze context wordt een nieuw metier geijkt: het welzijnswerk, een snelgroeiende sector. In 1976 komt daarvoor in een oplage van 50.000 exemplaren zelfs een gratis blad op de markt, het Welzijnsweekblad, dat volledig op inkomsten uit personeelsadvertenties draait.
Deze ontwikkelingen laten de verschillende beroepsorganisaties niet onberoerd. Vasthouden aan hun eigen beroepsidentiteit voelt als een weigering de nieuwe tijd te verstaan. In het nieuwe brede welzijnsdenken zouden de barrières tussen de verschillende deelprofessies moeten vervagen.
Vooral Eric Behrend, directeur van Sociale Academie de Horst en in 1976 opvolger van Lex Noyon als voorzitter van de NVMW, toont zich een warm pleitbezorger van een ‘open’ NVMW, waarin welzijnswerkers hun stem kunnen laten horen en ook politieke invloed kunnen krijgen.
Dat gaat niet zonder slag of stoot, binnen de NVMW roeren zich prominente tegenstanders, zoals Lex Noyon en Bertje Jens. Zij vinden welzijn een ideologisch en politiek begrip, dat geen leidraad kan vormen voor het verder ontwikkelen van professioneel maatschappelijk werk. Daarvoor moet je juist de grenzen van het beroep vaststellen en dat lukt niet in een open beroepsvereniging.
Maar als uiteindelijk een grote meerderheid van de leden zich in een enquête voor een brede organisatie uitspreekt, gaat eind 1978 het roer om.

Ook studenten en vrijwilligers
In een congres in Culemborg wordt op zaterdag 4 november de Nederlandse Organisatie van Welzijnswerkers opgericht, waarvan Behrend de eerste voorzitter wordt. De NOW is een fusie van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers met 2200 leden, het Landelijk Overleg Sociaal Dienstverleners met 225 leden en de in 1974 opgerichte beroepsvereniging van opbouwwerkers, De Eenzame Fietser, met 175 leden. De NOW wil meer zijn dan een professionele beroepsvereniging: ook studenten en vrijwilligers kunnen zich aansluiten.
De nieuwe beroepsorganisatie komt energiek uit de startblokken. Het NOW vestigt zich in Utrecht, aan de Oudegracht 46-bis. Binnen het ‘familieverband’ van welzijnswerkers worden verschillende secties opgericht met daarbinnen functiegroepen. De sectie maatschappelijk werk kent de functiegroepen schoolmaatschappelijk werkers, medisch maatschappelijk werkers, bedrijfsmaatschappelijk werkers en algemeen maatschappelijk werkers. De werkers van de sociale diensten, opbouwwerkers en het netwerk vrijwilligers inhet welzijnswerk vormen aparte secties. De informatievoorziening bestond uit het maandelijkse magazine NOW-Nieuws en een groeiende vracht aan folders en brochures.

Al snel keert echter het tij. Had het kabinet kabinet-Den Uyl (1973-1977) welzijnsbevordering nog een hoge prioriteit gegeven, de daaropvolgende kabinetten slaan een compleet andere toon aan. De ene bezuinigingsronde volgt de andere op. Meer dan ooit moesten welzijnswerkers zich verdedigen, waarbij columnisten als Jan Blokker regelmatig olie op het vuur gooiden.
Binnen het NOW zag men deze klimaatverandering met lede ogen aan. Het temperde het optimisme waarmee de NOW uit de startblokken was gekomen en ondermijnde het toch al broze familiegevoel van de verschillende soorten welzijnswerkers. Maatschappelijk werkers (doorgaans vrouwen) voelden zich totaal niet verwant met het soort baardige welzijnswerkers waar de pijlen van de critici op waren gericht.

Decentralisaties en stelselwijzigingen
Zo groeien de spanningen tussen de verschillende secties en functiegroepen. Ook de verwachte ledengroei treedt niet op. Sterker, het NOW-bureau kampt al snel met een tekort aan financiële middelen, waardoor er bezuinigd moet worden, wat de ambities ook al niet ten goede komt. Het malheur wordt nog eens versterkt door stevige stelselwijzigingen die de regering aankondigt.
WVC-minister Eelco Brinkman lanceert in 1987 de Welzijnswet, waarmee een groot deel van het werk wordt gedecentraliseerd. Tegelijkertijd wil hij, gesouffleerd door een commissie onder leiding van ex-Philips-topman Wisse Dekker, de financiering van de zorg fundamenteel veranderen door via de introductie van een basisverzekering en aanvullende verzekeringen meer marktwerking mogelijk te maken.
Binnen het NOW zorgt dat bij maatschappelijk werkers voor heftige discussies. Als het maatschappelijk werk in de eerste lijn de psychosociale hulpverlening voor zijn rekening zou kunnen nemen, dan zou het werk eindelijk financiële bestaanszekerheid krijgen. Vooral de Joint, de koepel van maatschappelijk werkinstellingen, lobbyt hartstochtelijk voor dit perspectief. Binnen de NOW leven echter ook bedenkingen tegen het opgaan in de gezondheidszorg. Wat zou er dan overblijven van het ‘maatschappelijke’? Zou er dan wel voldoende ruimte zijn voor materiële zorg? Vooral in de grotere steden willen ’maatschappelijk werk-instellingen’ liever samenwerken met gemeenten en welzijnsorganisaties dan met zorgkantoren en zorgverzekeraars.

Handdoek in de ring
Tegen dit decor van grote veranderingen zijn de verschillende beroepsgroepen vooral met zichzelf bezig. In meerdere congressen probeert men nog iets gezamenlijks overeind te houden, maar de energie is eruit en het ledenaantal loopt gestaag terug. Op de dag af negen jaar na de oprichting van de NOW besluit de sectie maatschappelijk werk op 4 november 1987 uit de NOW te treden en als een eigen beroepsvereniging door te gaan. Begin 1988 gooit het NOW-bestuur vervolgens de handdoek definitief in de ring en stelt aan het ledencongres voor om de NOW in juni 1988 op te heffen.
De huur van het pand aan de Oude Gracht wordt opgezegd, maar aan de Leidseweg 80 in Utrecht wordt een nieuw onderkomen gevonden. Daar trekken in oktober 1988 drie nieuwe beroepsorganisaties in, ieder met een eigen telefoonnummer: de Landelijke Vereniging van Maatschappelijk Werkers (LVMW), de Beroepsvereniging van Sociaal Kultureel Werkers en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Opbouwwerkers. De laatste twee organisaties stellen echter nauwelijks nog iets voor en zijn geen lang leven beschoren. De LVMW pakt de draad energiek weer op en doopt zich in 1994 om tot Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers, de naam die de beroepsorganisatie tussen 1969 en 1978 ook al droeg. Ze zijn terug bij af.
Misschien was het te vroeg, zo concludeerde de laatste NOW-voorzitter Sieds van der Ploeg in februari 1988 in het Welzijnsweekblad. ‘Bij de NOW hebben de secties het gevoel dat ze elkaars gevangene zijn. Wie weet gaan ze weer samenwerking zoeken als ze weer autonoom geworden zijn.’ Iets meer dan een kwart eeuw later zou een nieuwe poging volgen om onder de noemer ‘sociaal werk’ meerdere disciplines en beroepsgroepen te verenigen in de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, de BPSW. Die overigens nog steeds kantoor houdt op de Leidseweg 80 in Utrecht.

Download PDF

Publicatiedatum: 31-10-2022
Datum laatste wijziging :07-11-2022
Auteur(s): Jos van der Lans,
Verwante vensters
Aanvullend materiaal
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste