NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1800 De eeuwige uitsluiting
Voorgeschiedenis - Opvang tussen afkeer en barmhartigheid
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Hij is een dwalende ster op aarde, een schildpad zonder schild. Toch is hij thuis, waar hij ook gaat of staat. Hij is een slak zonder huisje, die wegkwijnt als hij geen zout krijgt. Hij is een mens, de meest menselijke nog van ons allemaal, teruggevallen tot de naaktheid van Adam en Eva. Constantijn Huygens, Zedeprinten (1623) – ‘De bedelaar’

Ontheemd en thuisloos zijn is onlosmakelijk verbonden met de menselijke cultuur. Het is de onvermijdelijke keerzijde van sociaal gedrag, gemeenschapsvorming en verstedelijking. Tegenover het erbij horen, het insluiten, de groepsvorming, staat het er buiten vallen, het uitsluiten. Dat kan door pech zijn, door ziekte, door de noodzaak om te vluchten of uit eigen keuze. De beeldvorming over ontheemden heeft zich ook altijd tussen deze twee uitersten bewogen: tussen noodlot en vrije wil, tussen onvermogen en avontuur, tussen verdoemenis en vrijheid.

Feit is dat ontheemden gemeenschappen altijd confronteren met de vraag naar medemenselijkheid. Moet bedelaars en daklozen de deur worden gewezen en moeten zij aan hun lot worden overgelaten of moet hun een helpende hand worden toegestoken? De geschiedenis van de opvang is tot op de dag van vandaag een worsteling met deze klassieke vraag. Vragende vreemden worden, zeker als zij in aantal toenemen, snel gezien als een bedreiging van de openbare orde. Tegelijkertijd doen zij een beroep op barmhartigheid, op mededogen; een boodschap die altijd door het christendom is verkondigd. De opvang van ontheemden kenmerkt zich door de eeuwen heen door het schipperen tussen deze twee reflexen – tussen afkeer en barmhartigheid.

In de middeleeuwen kenden veel steden passantenhuizen – de Bayart, ook Baayerd of Beyer genoemd naar het oude woord ‘bayeren’: koesteren, verzorgen . Ze waren bedoeld om onderdak te verschaffen aan reizende geestelijken en pelgrims, maar ook aan minder verheven volk zoals landlopers, berooide kermisklanten, afgedankte soldaten, verbannen misdadigers. In deze Baayerd mocht men in de meeste gevallen één tot drie nachten doorbrengen. De opvang was aan strenge regels gebonden. Soms moest men zich helemaal uitkleden en kreeg men ’s ochtends zijn kleren pas terug nadat was vastgesteld dat er niets was gestolen. Het opschrift boven de poort van de Baayerd van het Binnengasthuis te Amsterdam maakte duidelijk dat de gastvrijheid na drie nachten ophield, daarna moesten ‘de scoisters en ’t geboeft’ de biezen pakken.

Mededogen kent in de geschiedenis van de opvang een vast refrein: eigen thuislozen eerst. Leden van de gemeenschap die door pech of tegenslag armlastig en/of thuisloos en dus hulpbehoevend waren geworden, mochten op steun rekenen. De basis daarvan was de charitas: rijken geven aan de armen. Dat gebeurde via sociale netwerken, de kerk of het lokale armenbestuur. De armentafels achter in de kerken, de gemene aalmoes of Heilige Geesttafels waren in de middeleeuwen de verre voorlopers van wat we nu voedselbanken zouden noemen. Buitenstaanders en vreemdelingen werden – bang als men was om door vreemd volk overstroomd te worden – van dit hulpvertoon uitgesloten.

Stelende ontheemden, bedelaars, armoezaaiers en zwervers konden lange tijd rekenen op afschrikwekkende lijfstraffen. De opkomst van humanistische denkbeelden, uitgedragen onder meer door de werken van Vives en Coornhert, zorgde ervoor dat de groep ‘nietsnutten’ niet alleen gestraft werd, maar ook doelwit werd van veranderingsinterventies: armoede was niet langer een noodlot, maar kon vermeden worden als mensen zich door werk nuttig zouden maken. Die gedachte staat aan de wieg van bijvoorbeeld de rasp- en spinhuizen, waar mensen gedwongen werden om (goedkope) arbeid te verrichten. Tuchthuizen probeerden tewerkstelling te combineren met het bieden van nieuwe kansen en het aanleren van nieuwe vaardigheden. Die combinatie zien we in later eeuwen regelmatig terugkomen, bijvoorbeeld in de veenkoloniën, christelijke landbouwkoloniën, sociale werkvoorzieningen en in onze tijd met de workfirst-benadering in de sociale activering.

Publicatiedatum: 01-03-2012
Datum laatste wijziging :04-06-2012
Auteur(s): Jos van der Lans,
Verwante vensters
Verder studeren
  • Linde, Maarten van der (2010), Basisboek geschiedenis sociaal werk in Nederland. Amsterdam: SWP, vierde druk, hoofdstuk 2 t/m 5.
Literatuur
  • Vanhemelryck, Fredinand (1984), Ellendelingen voor galg en rad. 1400-1800 Antwerpen/Amsterdam: Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel.
  • Nagel, W.H. (1977), Het werkschuwe tuig. Landlopers en bedelaars in de geschiedenis. Samsom, kriminologiese cahiersm Alphen aan den Rijn.
  • Externe link Nuy, Marius, (1998), De odyssee van thuislozen Amsterdam, SWP.
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste