![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
2010 Jongeren met een lvb tussen wal en schip Oververtegenwoordiging in foute statistieken |
In 2010 luidde het Trimbos-instituut de noodklok over de kwetsbaarheid van jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb). Zij zijn extra kwetsbaar voor psychische stoornissen en problemen met alcohol en drugsgebruik. Er bestaat dan een verhoogde kans op vastlopen (psychische en/of gedragsproblemen), verslaving of zelfs op crimineel gedrag. Mensen met een lvb hebben moeite om een juiste afweging te maken als er met meerdere aspecten rekening gehouden moet worden. Ze kunnen dan (sociaal) onhandige keuzes maken die hen vervolgens weer in de problemen brengen.
De waarschuwing van het Trimbos-instituut staat niet op zichtzelf, want in recente rapporten wordt genoemd dat mensen met een lvb oververtegenwoordigd zijn in de populaties van mensen die seksueel misbruikt zijn, gebruikmaken van psychiatrische hulpverlening, bekend zijn bij politie en justitie, een straf uitzitten in de gevangenis en opgevangen worden in de dak- en thuislozenzorg. In de reclassering wordt geschat dat 25 procent, zo niet 50 procent van het cliëntenbestand een verstandelijke beperking heeft. De algemeen gebruikte definitie van lvb heeft betrekking op mensen met een intelligentiequotiënt (IQ) tussen de 50 en 70, dat gepaard gaat met beperkingen in hun sociale aanpassingsvermogen. Omdat binnen deze definitie de nadruk al geruime tijd verschuift van het IQ (’wat ze hebben’) naar de mate van ondersteuningsbehoefte (’wat ze nodig hebben’), worden ook mensen met een IQ tussen de 70 en 85 (’zwak begaafden’), wanneer zij beperkingen in hun sociaal aanpassingsvermogen ervaren, tot de groep ‘licht verstandelijk beperkt’ gerekend. Het Sociaal en Cultureel Planbureau schat het aantal mensen met een licht verstandelijke beperking dat in 2013 bekend was bij zorgverleners op 74.000. Het aantal zwakbegaafde mensen met bijkomende problemen is hiervan een veelvoud, maar van deze groep vroegen in 2011 37.000 personen daadwerkelijk zorg. Een verstandelijke beperking kan ontstaan door biologische en/of genetische kwetsbaarheid tijdens de zwangerschap, tijdens de geboorte of na de geboorte. Maar in veel gevallen, zeker wanneer er sprake is van een lvb, speelt de sociale omgeving een belangrijke rol bij het ontstaan en de instandhouding van de verstandelijke beperking. Ook kan er sprake zijn van ‘verworven’ verminderde intelligentie op basis van alcohol- of drugsmisbruik of op basis van psychische stoornissen en laaggeletterdheid (zoals bij immigranten het geval kan zijn). Eeuwenlang was de zorg voor mensen met een lvb een familieaangelegenheid en werden mensen ongeschoold ingezet in de landbouw en de industrie. Vanaf eind negentiende eeuw werden in de grote steden speciale scholen opgericht. Vanuit dit buitengewoon lager onderwijs kwam een bijzondere vorm van begeleiding voor de groep debielen voort: de Nazorg. Ook in de zwakzinnigenzorg werden voorzieningen getroffen voor debielen, zoals Groot-Emaus (1907) in Ermelo. ’s Heeren Loo begon hiermee een aparte voorziening voor verwaarloosde, achterlijke jongens en in hetzelfde jaar voor meisjes. Geleidelijk kwamen er meer instellingen voor de opvoeding en behandeling van kinderen met een lvb. Nu zijn er in iedere provincie één of meerdere orthopedagogische behandelcentra voor kinderen met een lvb en vier behandelinstellingen voor volwassenen met een lvb. Een licht verstandelijke beperking wordt niet altijd vroeg herkend door de ouders en mensen in hun omgeving, zeker als de lvb niet al vroeg in het leven van een kind medische of psychologische zorg vraagt. Vaak is het dan in het onderwijs dat duidelijk wordt dat een kind, ook met hulp, achterblijft bij de prestaties die op grond van leeftijd en context verwacht kunnen worden. Ook zijn de communicatie, conversatie en het taalgebruik concreter dan op basis van de kalenderleeftijd verwacht mag worden. Er kan gemakkelijk misbruik worden gemaakt van de goedgelovigheid van het desbetreffende kind. Als regel zijn er geen problemen met zelfverzorging en het oplossen van eenvoudige alledaagse problemen. Die ontstaan pas wanneer complexe taken moeten worden uitgevoerd, zoals het gebruik van het openbaar vervoer, het doen van dagelijkse boodschappen, het bereiden van gezonde maaltijden, en bankzaken en geldmanagement. Veel mensen met een lvb krijgen passende ondersteuning door familie, vrienden, informele en formele netwerken en kunnen daarmee goed functioneren in de samenleving. Vaak zijn mensen met een lvb harde werkers en behulpzaam. In 2013 is de SCIL op de markt gekomen, een screeningsinstrument voor intelligentie en licht verstandelijke beperking om snel een vermoeden van een lvb te kunnen vaststellen. Het vervolgens alleen maar afnemen van een standaard intelligentieonderzoek is niet voldoende om een lvb definitief te kunnen vaststellen, omdat de meeste gangbare intelligentietests te veel gewicht leggen op het schools presteren. De sociale en praktische problemen worden daarmee niet goed in kaart gebracht. Nodig is een diagnostiek waarbij gezocht wordt naar de redenen voor de sterke kanten, de kwetsbaarheden en het vastlopen van een persoon. De steunende benadering voor kinderen en volwassenen met een lvb kan vervolgens gebaseerd worden op een grondige analyse van de sterke en de zwakke kanten van een persoon. Grondige kennis van en een goede kijk op deze groep mensen is een vereiste voor de professionals, zowel universitair als hbo-geschoold, zeker in deze tijd waarin het pleidooi klinkt om vooral ‘generalisten’ op te leiden. Maar kunnen die een onderscheid maken tussen een kwajongen en een jongere met een lvb? |
|