NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
 Het verdriet van de Schilderswijk Maaike van Charante
Het verdriet van de Schilderswijk
Over de teloorgang van een Haagse volkswijk (1960-1980)

Uitgeverij Blauwburgwal, Leersum, 2021
ISBN 9789461853165
€ 22.50
Bestellen
    overzicht   volgende   laatste
De auteur, Maaike van Charante, zelf opgegroeid in de Schilderswijk, vraagt zich af wat de oorzaken waren van de teloorgang van deze overbevolkte arbeiderswijk. In de Schilderwijk woonden in 1960 50.000 autochtonen. Die wijk is helemaal verdwenen, zowel de huizen als de mensen. In ieder van de elf hoofdstukken die het boek telt, wordt een aspect van die teloorgang beschreven. Daarnaast zijn bepaalde aspecten nog wat verder uitgediept in vijf kortere ‘Uitgelicht’-hoofdstukjes.
De auteur wil met haar boek over de Schilderswijk vooral de vertrapte onderklasse een stem geven. Ze wil een monument oprichten voor al die mensen die vertrapt zijn en niet gehoord werden. Ze wil ook de angst van veel Nederlanders voor verdere ‘omvolking’ bespreekbaar maken en ze wil aantonen dat er in de kern van onze democratie iets mis gaat. Het zijn grote woorden en een ambitieuze doelstelling. De vraag is of ze het waar maakt in haar boek over de Schilderswijk.

Bovenklasse
De eerste en belangrijkste vraag is of achter de verloedering en verpaupering van de Schilderswijk een welbewust plan schuil ging. Om antwoord op die vraag te krijgen haalt Van Charante informatie uit het Haags Gemeentearchief, waar ze alle verslagen van de desbetreffende raadsvergaderingen vindt, en tevens de ingezonden brieven van bewoners en organisaties. In een fel en heftig betoog laat ze zien hoe de gemeente en de huisjesmelkers verantwoordelijk zijn en in mindere mate de diaconie voor de manier waarop met de Schilderswijkers is omgegaan.
Wat ze in alle hoofdstukken als onderliggend thema ziet, is de houding van de bovenklasse ten aanzien van de onderklasse. Die kenmerkt zich door onverschilligheid en minachting; een houding die al dateert van voor de Tweede Wereldoorlog. Er is sprake van een permanent dedain van de bestuurders voor de bewoners, die de wijk zagen als een obstakel en de bewoners als lastposten. De eerste saneringsplannen waren slecht doordacht en vaak bedoeld om de wijk zo te verbeteren dat men ook meteen van die lastige bewoners af was. Tegelijkertijd werd de wijk gebruikt als een soort afvoerputje voor sociaal zwakke gezinnen.

Verkrotting
Het grootste deel van de wijk was gebouwd in de 19e eeuw. In de jaren ’30 van de vorige eeuw was al duidelijk dat door de slechte staat waarin ze verkeerden, veel huizen gesloopt zouden moeten worden. Dat gebeurde niet. Door de naoorlogse woningnood bleven zelfs de ergste krotten bewoond. Onbewoonbaar verklaard betekende ook dat de huiseigenaren geen onderhoud meer hoefden te plegen, wat verkrotting nog meer in de hand werkte. Het verwaarlozen van huizen was goedkoop en niet riskant, want de gemeente, hoewel wettelijk daartoe verplicht, was laks met handhaven. De wetten die ervoor bestonden waren een papieren werkelijkheid. Er was veel leegstand. Soms liet een huiseigenaar de woning helemaal verkrotten tot hij een sloopvergunning kreeg. En dat leidde weer tot lege plekken die met vuilnis en rotzooi werden opgevuld.
Er waren bovendien vooral particuliere huiseigenaren. In 1963 waren 14.776 woningen in particulier bezit en waren slechts 978 woningen van een woningbouwvereniging. In totaal had de wijk op dat moment 51.200 inwoners, een overbevolkte wijk.
De huisjesmelkers waren niet de enige spelers in dit geheel. In een ‘Uitgelicht’ wordt de diaconie als huisbaas genoemd, die het er niet veel beter vanaf brengt. De diaconie renoveert wel, maar met onvoorziene kwalijke gevolgen. Zo gingen de houtconstructies door de nieuw aangelegde centrale verwarming krimpen, met als gevolg scheuren, lekkages en slecht sluitende ramen en deuren en de gevraagde huurverhoging door deze ‘verbetering’ was te hoog.
De gemeente talmde met de sanering, omdat veel particuliere eigenaren uitgekocht moesten worden, maar ook omdat er ruimte moest komen voor cityvorming, een eufemisme voor prestige projecten, waarbij huizen en bewoners in de weg zaten.

Middenstand verdreven
Ondertussen verpauperde de wijk steeds erger: overal stukken niemandsland, vandalisme, vervuiling, vrijwel geen groen in de straten, rottingsverschijnselen, ratten. Uit ambtelijke stukken rijst het beeld van doelbewuste ondermijning, waarschijnlijk een combinatie, aldus de auteur, van gebrek aan interesse, wereldvreemde hervormingsdrang en misplaatste arrogantie.
In een schrijnend hoofdstuk laat zij zien hoe de gemeente reageerde op brieven en klachten van bewoners, die maanden en maanden op antwoord moesten wachten en vaak uit de krant moesten horen wat nu weer de nieuwe plannen waren. Zij koppelt dit aan de prioriteiten die de gemeente stelde: wel geld voor een nieuw Congresgebouw, wel voor een peperduur golfzwembad, maar geen geld voor goede betaalbare huizen voor de onderklasse.
Ten opzichte van de middenstanders in de wijk, allemaal kleine, vaak familiebedrijfjes, bakkers, slagers, kroegen met weinig reserves, bracht de gemeente het er niet veel beter af. Integendeel: de auteur is van mening dat de gemeente de kleine middenstanders doelbewust en meedogenloos heeft laten creperen. Uiteindelijk kwamen er bedragen voor tegemoetkoming, maar veel te weinig. Opmerkelijk is dat de auteur dit als een typisch aspect van de gemeente ten opzichte van de Schilderswijk neerzet. Overal in Nederland, in steden, later ook in dorpen, verdween de (kleine) middenstand om plaats te maken voor supermarkten. Het kan zeker niet typerend voor de Schilderswijk genoemd worden.

Omvolking
Als halverwege de jaren ’70 de gemeente eindelijk probeert tot een overkoepelende visie voor de Schilderswijk als woonwijk te komen is er al een uitgebreide immigratie op gang gekomen en de bevolkingssamenstelling daardoor ingrijpend veranderd.
In eerste instantie Antillianen, later Spaanse, Italiaanse en Portugese gastarbeiders en nog weer later komen ook de Turken en de Marokkanen. Er komen zoveel ‘gastarbeiders,’ in die tijd nog zo genoemd, dat de auteur niet aarzelt het woord ‘omvolking’ in de mond te nemen. In een ‘Uitgelicht’ legt zij in een niet heel goed na te volgen betoog uit dat de term ‘euthanasie’, evenals de term omvolking afkomstig uit de nazitijd, geen absoluut taboewoord is geworden, waar omvolking dat wel geworden is.
De oorspronkelijke bewoners van de wijk werden letterlijk vervangen door nieuwkomers en kregen zo te maken met mensen die hun taal niet spraken en er andere normen en waarden op na hielden. Door de tijdgeest zou er te veel begrip zijn voor de gewoonten van de immigranten en werd aanpassing gevraagd van de oude Schilderswijkers. Het contact met de oorspronkelijke ‘oude’ bewoners werd enorm bemoeilijkt door de taalbarrière en cultuurverschillen. Het onderwijs in eigen taal en cultuur bevorderde de segregatie. Dit heeft veel schade veroorzaakt, ook bij de kinderen van immigranten die onderwijs in eigen taal en cultuur kregen. Integratie was vrijwel onmogelijk omdat veel immigranten nog nauwelijks in contact kwamen met Nederlanders.

Nieuwe stijl
Voor de oorspronkelijke bevolking werd de wijk steeds minder leefbaar. De gemeente sprak mooie woorden over integratie, maar koos in de praktijk voor segregatie en de voorlichtingsactiviteiten die zij organiseerde, waren slechts een doekje voor het bloeden. In een van de laatste hoofdstukken gaat het over de grote bereidheid van de gemeente om mee te betalen aan nieuwe moskeeën.
De auteur keert zich heftig tegen de raadsleden die alle wetten en bezwaren aan de kant schoven toen Turken een eerdere synagoge ombouwden tot moskee. Ze laat zien hoe slecht gedrag van immigranten beloond wordt en protest tegen dat gedrag onder het mom van morele superioriteit bestraft werd. Voor haar is de gemeente hier een geweldpleger en is het niet te bevatten dat dit zo kort na de Tweede Wereldoorlog kon gebeuren. In het laatste ‘Uitgelicht’ laat ze een Marokkaan uit de wijk aan het woord, wiens moeder een stichting (Yasmin) oprichtte met andere Marokkaanse vrouwen om vooral vrouwen te helpen de Nederlandse taal te leren, te helpen met problemen thuis, huiselijk geweld enz. Dit was redelijk succesvol, maar op een gegeven moment moesten ze van de gemeente stoppen waarna de gemeente zelf een stichting oprichtte met allemaal blanke vrouwen die Turkse en Marokkaanse vrouwen leerden hoe te emanciperen. De buurthuizen nieuwe stijl krijgen subsidie en geen enkele rekening werd gehouden met het buurthuis ‘oude stijl’ De Mussen dat er al haast honderd jaar zat.

Adri Duijvestein
In het laatste concluderende en evaluerend hoofdstuk geeft ze een antwoord op de vraag wat de onderliggende kern is van alle problematiek. Voor haar gaat er iets fout in de kern van onze democratie. Want de bovenklasse, de elite, die zichzelf hardnekkig democratisch noemt, wringt zich in allerlei bochten om de democratie zo te herzien dat het ‘domme’ volk vooral niet teveel invloed krijgt. Ze is geschokt door wat ze te weten is gekomen in haar onderzoek, vooral door de hartverscheurende geschiedenis van de verbouwde synagoge, en hoe de kleine middenstanders in de steek gelaten zijn.
Maar soms ook zijn dingen beter uitgepakt dan gedacht. Adri Duijvestein, de ‘Sloper van de Schilderswijk’ genoemd, was al helemaal niet de bron van alle ellende, zoals ze dacht en zoals zijn bijnaam suggereerde. Ze was blij zijn naam tegen te komen als lid van de Jongeren Actiegroep Schilderwijk (JAS) en ze vraagt zich af of hij goed begonnen is en later op het verkeerde pad gekomen. Ze concludeert dat hij als raadslid vanaf 1975 vaak de juiste dingen heeft gezegd, maar tegen de tijd dat hij wethouder werd, was de oude Schilderswijk in feite al verloren.

Ongenuanceerd
Is ze erin geslaagd een stem te geven aan de vertrapte onderklasse en een monument op te richten voor mensen die zich niet gehoord voelen? En is ze erin geslaagd de angst van veel Nederlanders voor omvolking bespreekbaar te maken?
Haar perspectief en uitgangspunten lijken zodanig ongenuanceerd, dat het de vraag is of de vertrapte onderklasse daarmee een stem heeft gekregen. Veel meer is het een fel betoog tegen de gemeente, die ongetwijfeld dingen te lang op zijn beloop heeft gelaten, zich vaak niet geïnteresseerd toonde en beslissingen genomen heeft die op zijn zachtst gezegd niet goed uitpakten dan een stem voor de onderklasse.
Of dit altijd doelbewust was en getuigde van minachting, is de vraag en hangt deels ook af van het perspectief en het uitgangspunt waarmee daarnaar gekeken wordt. De angst van veel Nederlanders voor omvolking heeft ze wel bespreekbaar gemaakt, maar haar betoog zou aan kracht gewonnen hebben als ze ook had laten zien wat in politieke partijen aan de uiterst rechterzijde van het politieke spectrum daarover gezegd wordt.
Kortom: een boek waarin achterliggende mechanismen en politieke besluitvorming rondom de teloorgang van de Schilderwijk worden blootgelegd, maar waarvan het zeker de moeite waard zou zijn om daar meerdere perspectieven van belicht te zien.

Eefje van Batenburg-Resoort



Beoordeling redactie:
    overzicht   volgende   laatste