NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1999 De actieve welvaartstaat
Grondige renovatie van de verzorgingsstaat
eerste   vorige   homepage  
 

Het vertrouwen in de verzorgingsstaat groeide gestaag mee met de uitbouw ervan na de Tweede Wereldoorlog. De overheid had mee de doorslaggevende overwinning op de nazi’s behaald, en daarom werd ze algemeen gezien als een betrouwbare en slagvaardige actor. Het sociaal pact uit 1944 symboliseert dat. Sindsdien groeiden de verschillende delen van de sociale zekerheid en de investeringen in de publieke dienstverlening.
Het vertrouwen in deze groei kreeg een klap omstreeks de jaren tachtig. De gevolgen van de oliecrisis van 1973, de globalisering van de economie en de gevolgen daarvan voor de arbeidsmarktkansen van laaggeschoolden, de toenemende vergrijzing, de stijgende ziektekosten, ... waren even zo veel redenen waarom er getwijfeld werd aan de financiële houdbaarheid van de verzorgingsstaat. Er was sprake van een stagnerende verzorgingsstaat. De schulden op de overheidsbegroting liepen op en de demografische ontwikkeling liet alleen maar een toename van het aantal gepensioneerden zien.
De afhankelijkheidsratio, m.a.w. de verhouding tussen het aantal inactieve (jongeren, werklozen, gepensioneerden, ...) en het aantal actieve burgers (zij die werken op de arbeidsmarkt), of anders geformuleerd, tussen zij die leunen op de verzorgingsstaat en zij die hem ondersteunen, ging en gaat nog steeds de verkeerde kant op. Ongewijzigd beleid zou een snel failliet betekenen. Herbezinning op de uitgangspunten van de verzorgingsstaat was daarom dringend nodig. De huidige optie op (en discussie over) langer werken en het verhogen van de pensioenleeftijd werd toen nog niet onderkend.

Iets wat niet goed (meer) werkt, kan je afbreken of verbouwen. Slopen of renoveren, die vraag werd steeds indringender. Het is Frank Vandenbroucke die de eer toekomt om als minister van sociale zaken op het einde van de twintigste eeuw een blauwdruk te tekenen voor een grondige verbouwing van de verzorgingsstaat. Tijdens een paar jaar onderzoek in Oxford raakte hij geïnspireerd door het werk van Blair en diens raadgever Anthony Giddens. Zij omarmden de zogenaamde ‘third way’, een combinatie van neo-liberalisme en sociaal-democratie. Vandenbroucke bewerkt dat denken en noemt zijn alternatief de actieve welvaartstaat.
Kern van de verandering is dat de overheid geen genoegen meer neemt met het organiseren van uitkeringen bij sociale risico’s, maar ook gaat investeren in de maatschappelijke participatie van burgers. Een actief onderwijs- en arbeidsmarktbeleid is essentieel.
Voor jongeren kunnen kansen op latere participatie op de arbeidsmarkt verhoogd worden via goed onderwijs en allerlei mogelijkheden op stijging binnen het onderwijs. Onderwijs laat zich nog teveel omschrijven als een waterval, van algemeen secundair naar technisch naar beroepsonderwijs. Het alternatief daarop is het zalm-model, waarin leerlingen steun krijgen om het maximale uit hun capaciteiten te halen, zoals zalmen stroomopwaarts zwemmen.
Voor wie de schoolleeftijd voorbij is, vertaalt een actief arbeidsmarktbeleid zich in activeringsinitiatieven (bijvoorbeeld via OCMW en VDAB), verschillende bij- en herscholingskansen (via VDAB of volwasseneducatie) en sociale economie.

In de actieve welvaarstaat wordt er niet langer re-actief gehandeld als een sociaal risico zich voordoet (bijvoorbeeld werkloosheid), maar ook pro-actief en dus preventief. De overheid investeert in haar burgers. Datzelfde beleid vraagt ook terughoudendheid inzake uitkeringen, om uitkeringsverslaving en erosie van zelfredzaamheid te vermijden. Het disciplinerende karakter van sociaal werk krijgt daardoor terug meer aandacht.

Vijfentwintig jaar na de lancering van de actieve welvaartstaat, leeft de discussie nog steeds. Nu gaat het niet alleen meer betaalbaarheid maar ook om krapte op de arbeidsmarkt. De economische en publieke sector schreeuwen om personeel. Een nieuw soort maatregelen wordt bepleit en ingevoerd: sociale voorzieningen als kinderopvang of sociale huisvesting worden gekoppeld aan de eis van integratie (taal!) en deelname aan de arbeidsmarkt.

Publicatiedatum: 13-08-2009
Datum laatste wijziging :17-04-2024
Auteur(s): Jan Steyaert,
Verder studeren
Literatuur
  • Jacobs, R., & van Doorslaer, J. (2000), Het pomphuis van de 21ste eeuw, educatie in de actieve welvaartstaat , Berchem: EPO.
  • Janssens, P. (2011), Voor wat hoort wat: naar een nieuw sociaal contract , Antwerpen, De Bezige Bij
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste