Jet Bussemaker Ministerie van verbeelding Idealen en de politieke praktijk Uitgeverij Balans, Amsterdam, 2021 ISBN 978 94 638 2144 5 € 22.99 Bestellen |
||||||||||
“Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.” Aan deze woorden van de dichter Willem Elsschot moest ik herhaaldelijk denken bij lezing van dit boek van Jet Bussemaker. Bussemaker is momenteel hoogleraar Beleid, Wetenschap en Maatschappelijke Impact in Leiden en voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Maar bij velen zal ze bekender zijn vanwege haar eerdere politieke functies: lid van de Tweede Kamer voor de PvdA (1998-2007), staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet Balkenende-IV (2007-2010), waar ze het programma Welzijn Nieuwe Stijl lanceerde, en minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Rutte-II (2012-2017). In haar loopbaan tot nu toe wisselden politieke wetenschap en praktische politiek elkaar geregeld af. Dit boek kan je zien als een vrucht van die wisselwerking. Zij blikt terug op haar eigen politieke carrière, maar beperkt zich niet tot een opsomming van herinneringen en anekdotes. Ze combineert persoonlijke ervaringen in de politiek met wetenschappelijke beschouwingen en wil zo ook lessen trekken voor de toekomst. De rol van de overheid in de coronacrisis en de kinderopvangtoeslagaffaire klinkt daarbij door.
Opbouw boek Het boek opent met een persoonlijke levensschets, van kraker tot minister. Daarna volgen zes inhoudelijke hoofdstukken, waarin telkens een bepaald beleidsterrein centraal staat waarop Bussemaker als politica actief is geweest. Zo komen achtereenvolgens aan de orde zorg en welzijn (hoofdstuk 2), onderwijs (hoofdstuk 3), diversiteit en lhbti-beleid (hoofdstuk 4), vrouwenemancipatie (hoofdstuk 5), cultuurbeleid (hoofdstuk 6) en wetenschapsbeleid (hoofdstuk 7). In een slothoofdstuk maakt Bussemaker de balans op en constateert, dat in de afgelopen decennia privatisering, decentralisering en deregulering de boventoon hebben gevoerd. Het neoliberale denken en het New Public Management hebben diepe sporen nagelaten. Ze pleit voor minder marktwerking en meer publieke sturing op waarden en verbinding. Publieke deugden als betrokkenheid en compassie zijn daarbij onontbeerlijk. De blik van politici moet verbreed worden door denk- en verbeeldingskracht, die geleverd kan worden door wetenschap en cultuur. De titel van het boek verwijst ook naar die noodzaak. Voor de Canon Sociaal Werk is het tweede hoofdstuk van direct belang. Bussemaker trad als staatssecretaris aan toen de WMO net was ingevoerd. Ze werd geconfronteerd met uitwassen van de marktwerking, zoals de problemen met thuiszorgorganisatie Meavita, uiteindelijk leidend tot het faillissement, en gehandicaptenorganisatie Philadelphia. Onthutsend is ook het gedoe rond de vijf-minutenregistratie in de thuiszorg. Terwijl Bussemaker dacht, dat zij in 2009 deze regel had afgeschaft, althans het principebesluit daartoe had genomen, moet zij constateren dat allerlei praktische zaken die hieraan vastzaten, ertoe hebben geleid dat ruim tien jaar later de registratie nog steeds niet is verdwenen. Maar ook in andere hoofdstukken komen onderwerpen aan bod, die het sociaal werk in brede zin betreffen, zoals jeugdzorg of de functie van bibliotheken. Tussen droom en daad Op alle beleidsterreinen speelt de spanning tussen hooggestemde idealen en de politieke praktijk. Wat de idealen betreft, bewijst Bussemaker zich als sociaaldemocraat in hart en nieren met haar voorliefde voor het werken aan verheffing en gelijkheid. En geheel in lijn van de sociaaldemocratische traditie kent zij daarbij een grote rol toe aan de overheid. Met enige afgunst kijkt zij naar Duitse en Franse collega’s, die meer directe macht hebben en minder rekening hoeven te houden met overlegorganen en het maatschappelijk middenveld. En niet alleen bij de vijfminutenregistratie moet zij met leedwezen constateren, dat het afschaffen van een regel of het invoeren van een nieuwe wet nog geen maatschappelijke verandering bewerkstelligt. Naast veranderingen in de juridische regelgeving zijn culturele veranderingen bij de uitvoerders van groot belang. Bemoediging via toespraken en werkbezoeken (management by speech) blijken soms een minstens zo effectief beleidsmiddel, zo is haar ervaring, dan het afkondigen van nieuwe regelgeving. Jan Maasen
|
||||||||||