Maurice Crul en Frans Lelie De nieuwe minderheid over mensen zonder migratieachtergrond in de superdiverse stad VU University Press, Amsterdam, 2023 ISBN 978 90 8659 887 8 Bestellen |
|
In dit door de EU gefinancierde onderzoek gaan twee onderzoekers van de Vrije Universiteit na hoe het is om samen te leven in wijken waar geen meerderheid van witte mensen (meer) aanwezig is. Ze verrichtten onderzoek in zes grote Europese steden onder mensen zonder migratieachtergrond (die ze niet langer langer autochtonen noemen.) Die groep is zelden onderzocht behalve als het om hun stemvoorkeur voor populistische partijen gaat. Ze onderzoeken de praktijk van het samenleven. En kijken daarbij naar de herkomst van de ouders. Dat is sociologisch en politiek hanteerbaar, in tegenstelling tot bijvoorbeeld huidskleur. Ze verlaten het idee van integratie. Dat is een eenzijdig idee waarbij mensen zonder migratieachtergrond de ontvangende partij zijn en, volgens socioloog Willem Schinkel, dispensatie lijken te hebben in het proces dat we integratie noemen. Nu moet iedereen leren omgaan met verschillen en meebewegen wil het samenleven lukken. Het beeld dat 3000 interviews oplevert is tamelijk hoopgevend: driekwart van de hoger opgeleiden in die wijken en de helft van de lager opgeleiden ziet diversiteit als een verrijking. Een minderheid daarentegen spreekt van een bedreiging (resp. 16 en 37% van de hogere en lager opgeleiden). De auteurs wijzen erop dat je die laatste groep niet over een kam mag scheren, want die groep voelt zich vooral door ’de elite’ niet serieus genomen maar ziet ondanks dat positieve kanten. Het leven blijkt vaak sterker dan de populistische politieke leer en men wil niet geïsoleerd raken en vindt migratie negatief maar de niet-westerse buren best aardig. Als de ander minder anoniem is, is het interetnisch contact positiever. Nieuw is dit inzicht natuurlijk niet. Ik moest denken aan het project rond het jaar 2000 van de psycholoog Rene Diekstra in de Tarwewijk in Rotterdam onder de titel ”stadsetiquette”. Dag zeggen tegen elkaar helpt de onveiligheidsgevoelens reduceren. Wat zeker opvalt is dat de ‘waardering’ van diversiteit onder de oorspronkelijke bewoners van de superdiverse wijken niets van doen heeft met werkloosheid en uitkeringen. Wat telt is de gehechtheid aan tradities en de negatieve sfeer rond diversiteit in het gezin van herkomst. Daar staat tegenover dat ervaringen op gemengde basisscholen en in de kennissenkring je leert om om te gaan met diversiteit. Ondanks incidentele negatieve ervaringen van vrouwen en LGBTQ+ personen veralgemeniseren die groepen die ervaringen niet. De subsidiënt van dit onderzoek, de EU , kan blij zijn met deze goed nieuws onderzoeksresultaten. Beleidsmakers kunnen er van leren dat het stimuleren van contacten werkt. De onderzoekers tekenen daarbij aan dat het niet moet gaan om expliciet vieren van de diversiteit maar dat betekenisvolle contacten vooral werken als mensen niet rechtstreeks op hun etniciteit worden aangesproken, maar bijvoorbeeld als sporter, buurman/vrouw/,ouder. (“Assimilation happens while doing other things”, R. Alba). Een duidelijker pleidooi voor opbouwwerk lees je niet zo vaak. Dit onderzoek schept helderheid, maar niet voor degenen die door meritocratische sorteersystemen gefrustreerd zijn en die dagelijks in hun populistische bubbels horen over de vreemdeling als ideale zondebok. Dat probleem lost dit onderzoek niet op. Het boek is een open access-uitgave en gratis te downloaden op de website van de Vrije Universiteit. Jan van Eeden is socioloog en was actief in een groot aantal bestuurlijke functies, waaronder wethouder in Den Helder. |
|