Theo Schuyt Filantropie Hoe maatschappelijke betrokkenheid ons helpt te overleven Boom, Amsterdam, 2021 ISBN 9789024432431 € 24.90 Bestellen |
||||||||||
Tijdens een studiereis naar de Verenigde Staten in 1989 kwam de jonge socioloog Theo Schuyt in aanraking met het onderzoek Giving USA van de Ford Foundation. Daarin wordt jaarlijks de financiële waarde van de maatschappelijke betrokkenheid opgemaakt. Dat was voor Schuyt aanleiding te beginnen met het onderzoek Geven in Nederland. Sindsdien heeft dit onderzoeksterein hem niet losgelaten. Veel filantropisch onderzoek gaat over het geefgedrag van mensen en de financiële waarde daarvan. In dit boek wordt het onderwerp breder aangevlogen. Schuyt gaat ervanuit, dat alle samenlevingen instituties en vormen kennen om de gemeenschap en hun gemeenschappelijkheid te beleven en zich daarvoor in te zetten. Met behulp van inzichten van de sociologen Niklas Luhmann en Ramesh Mishra laat hij zien, dat filantropie een universeel sociaal arrangement is, naast familie, markt en overheid, om te kunnen voorzien in de basisbehoeften van financiële zekerheid, gezondheid, opleiding en huisvesting. Definitie filantropie Dat kan op heel verschillende manieren vorm krijgen. In een rondje over de wereld presenteert hij uiteenlopende uitingsvormen: van het pensioen delen in Zuid-Afrika en solidariteitsnetwerken van Turkse migrantenfamilies tot onderlinge hulp van etnische minderheidsgroepen in de Verenigde Staten en de ontwikkeling van de kerkelijke armenzorg in West-Europa en de daaruit voortkomende initiatieven op het gebied van sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs. Dit brede palet moet duidelijk maken, dat filantropie niet alleen een activiteit is van schatrijke Amerikanen als Bill Gates. Het rondje wereld leidt uiteindelijk tot de volgende definitie van filantropie: “Filantropie is een universeel sociaal arrangement dat het kader vormt voor filantropisch gedrag, het geven (geld, goederen en tijd/expertise) aan anderen (buiten het eigen gezin), aan de groep of gemeenschap door individuen en organisaties (kerken, fondsen, bedrijven, goede doelenloterijen), met de intentie primair het belang van die ander(en) (dan wel groep/gemeenschap) te dienen.” (p. 61) Volgens Schuyt kent filantropie in Nederland twee verschijningsvormen. Ten eerste de sector filantropie als apart onderdeel van de non-profitsector, waarbij de inkomsten vooral uit vrijwillige bijdragen bestaan. Je kan dan denken aan goede doelenorganisaties, die actief gelden werven, vermogensfondsen, vrijwilligersorganisaties en brancheorganisaties. En filantropie als aanvullende inkomstenbron voor non-profitinstellingen. Steeds vaker richten ook instellingen uit andere non-profitsectoren zich op fondsenwerving onder burgers en bedrijven om activiteiten of voorzieningen te financieren. Wetenschappelijk onderzoek Filantropie wordt door verschillende wetenschappen onderzocht. Sociaalpsychologen doen onderzoek naar altruïsme en prosociaal gedrag. Cultureel antropologen richten zich op de maatschappelijke functie van geven. Economen kijken met name naar de economische transacties. En primatologen onderzoeken de rol van empathie in chimpanseekolonies. Op basis van het systeemtheoretische uitgangspunt (Parsons), dat filantropie bijdraagt aan de maatschappelijke kernfuncties als cohesie en socialisatie heeft Schuyt een eigen filantropieschaal ontwikkeld voor het meten van de filosofische attitude van mensen, bestaande uit tien uitspraken (p. 84). Ethische meetlat Nu is niet alles per definitie goed, wat zich als filantropie presenteert. Daarom construeert Schuyt een ethische meetlat met drie elementen: primair in het belang van de ander; een organisch mens- en maatschappijbeeld; en vergroten van de pluriformiteit. Deels gebruik makend van een oudere publicatie Hoed u voor de liefdadigen laat hij zien hoe in verleden en heden inbreuk is gemaakt op deze elementen. Filantropie en eigenbelang gingen vaak hand in hand. Schuyt wijst ondermeer op armenzorg en initiatieven voor de ‘verheffing van het volk’ om de eigen angst van burgers te verminderen en op de opkomst van verpleegkunde en maatschappelijk werk, die vrouwen uit de bourgeoisie de mogelijkheid boden buitenshuis te gaan werken en zo bijdroegen aan hun emancipatie (p. 98). Filantropie als change-agent Filantropie wil situaties veranderen en bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Het tweede deel van Schuyts boek is gewijd aan deze intentie. Met behulp van de theorie van de Duitse socioloog Georg Simmel beschrijft hij eerst de positie en functie van een derde partij (de vreemdeling) bij het oplossen van problemen. Vervolgens werkt hij uit hoe filantropie deze positie methodisch kan inzetten door gebruik te maken van positionele flexibiliteit en inhoudelijke deskundigheid. Daarbij is het ook van belang mensen te mobiliseren en activeren met gebruikmaking van inzichten uit de sociale psychologie. Een en ander mondt uit in een tien-stappenplan voor fondsenwervers en non-profitorganisaties (p. 151-159). Bij hun streven naar verandering krijgen filantropische organisaties onvermijdelijk te maken met de overheid. Bij de opbouw van de verzorgingsstaat heeft de overheid de verantwoordelijkheid voor terreinen als armoede, sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs overgenomen. Vanaf de jaren tachtig trad de overheid terug en werd de markt gezien als redmiddel. Overheidsvoorzieningen zijn gebaseerd op het beginsel van gelijkberechtiging, maar bieden minder ruimte voor maatwerk en vernieuwing. Schuyt kent daarom aan filantropische organisaties en andere instellingen op het middenveld een positie toe tussen overheid en markt met meer ruimte voor dynamiek en pluriformiteit. Filantropologie In het laatste hoofdstuk houdt Schuyt een pleidooi voor een nieuwe wetenschap. De filantropologie beschrijft, analyseert en verklaart filantropie als handeling en als specifiek universeel sociaal arrangement (p. 201). Rest nog te vermelden, dat tussen de verschillende hoofdstukken ook tien praktijkvoorbeelden staan van filantropie, die met elkaar het brede terrein bestrijken van vermogensfondsen en goededoelenloterijen tot vrijwilligersorganisaties. Beoordeling Theo Schuyt heeft zijn hart en hersenen verpand aan de filantropie. Ruim dertig jaar al is hij geïntrigeerd door het gegeven dat mensen zich inzetten voor anderen en zo gemeenschap vormen en onderhouden. Dat doen zij door het geven van geld, goederen en tijd. In dit boek brengt hij alle door hem in de loop der tijd opgebouwde kennis van het onderzoeksveld bijeen. Hoewel hij zegt een brede opvatting van geven voor te staan, komt de financiële component toch geregeld bovendrijven. Dat leidt er toe, dat in het tweede deel de vermogensfondsen en aanverwante financiële partijen als change agents worden beschouwd, die maatschappelijke veranderingen teweeg kunnen brengen. Zijn zij nu de change agents of zijn dat de beroepskrachten en vrijwilligers, die zich inzetten in door hen mede gefinancierde projecten? Ik voel meer voor het laatste. Er ligt, in ieder geval historisch, een nauwe relatie tussen filantropie en sociaal werk. Als het beginnende sociaal werk al niet zelf een vorm van filantropie was, dan waren filantropen er nauw bij betrokken. De meeste initiatieven die in de vroege vensters van de Canon sociaal werk zijn beschreven hadden niet van de grond kunnen komen, als de initiatiefnemers niet waren gesteund door vermogende mensen uit hun familie, kennissenkring of bredere omgeving. En de initiatiefnemers zelf gaven in ieder geval hun tijd, aandacht en deskundigheid. Het boek van Schuyt legt daarop weer wat meer de schijnwerper. Ook hedentendage zijn nieuwe maatschappelijke initiatieven vaak afhankelijk van financiering door fondsen, particulieren of bedrijven om hun belang en levensvatbaarheid te kunnen bewijzen, alvorens in aanmerking te komen voor overheidsfinanciering. Kennis van de filantropie kan daarbij helpen. Sociaal werkorganisaties kunnen voor zichzelf of voor hun cliënten hiermee hun voordeel doen. Tegelijk bekroop mij bij lezing van het boek van Schuyt, dat zijn benadering van maatschappelijke verandering wel erg sociologisch is. In het sociaal werk is toch meer kennis op dit gebied voorhanden dan hier getoond wordt. Het boek zou nog wat rijker kunnen worden, als dat in een volgende versie wordt verwerkt. Jan Maasen
|
||||||||||