Pepijn van Houwelingen, Anita Boele en Paul Dekker Burgermacht op eigen kracht? Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerparticipatie Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2014 ISBN 978-90-377-0635-2 € 34.00 Bestellen |
|
Burgerparticipatie is inmiddels wel de meest sufgekauwde term van het moderne, Nederlandse beleidsrepertoire. Alleen al daarom is het fijn dat het SCP met zijn recente publicatie ‘Burgermacht op eigen kracht? – Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerparticipatie’ probeert de discussie te voorzien van ‘een versteviging van de empirische basis’ en ‘een verbreding van perspectief’. Het SCP doet dat vanuit drie invalshoeken. Om te beginnen door (grotendeels eigen) onderzoek samen te vatten. Ten tweede door in vijf Nederlandse gemeenten (Berkelland, Peel en Maas, Schouwen-Duiveland en Zeist) eens te neuzen naar ontwikkelingen in burgerparticipatie. Volgens het SCP zijn dat ‘koplopergemeenten’, maar niet duidelijk wordt volgens welke criteria die koppositie is bepaald. Desondanks bieden die twee eerste invalshoeken een mooi beeld van de Nederlandse beleidsdiscussie. Het is echter vooral de derde invalshoek die veel van de waarde van de publicatie uitmaakt (en die de reden is waarom we het boek in deze rubriek vermelden, red.). Ze bestaat in een kijkje in de geschiedenis en in drie andere landen: de vroegmoderne Nederlanden in de 17de eeuw, lokale burger¬participatie in Japan, de big society in Groot-Brittannië en de Bürgerkommunen in Duitsland. Die historische en internationale vergelijkingen laten volgens het SCP zien ‘dat aanzienlijk hoger niveaus van (zelfredzame en beleidsbeïnvloedende) participatie mogelijk zijn dan thans bestaan in ons land’ (p15). Anders gezegd: we doen het niet slecht, maar het kan veel beter. Aan die conclusie voegen de auteurs echter een waarschuwing toe. Dat hogere niveau van participatie is alleen haalbaar als we gaan voldoen aan een aantal voorwaarden die ofwel moeilijk te realiseren zijn ofwel hier te lande en tegenwoordig als onwenselijk worden ervaren: kleinschaligheid, autonomie, sociale druk & uitsluiting en ongelijkheid. In het laatste hoofdstuk bieden de auteurs tegengif tegen de door hen gesignaleerde ‘participatierage’. Zo pleiten ze ervoor de grote verwachtingen van burgerparticipatie te temperen. ‘In plaats van in het algemeen naar meer participatie te streven, kan men beter aangeven welke activiteiten en arrangementen men met welk doel wil.’ (p239) Daarnaast willen ze dat de overheid meer oog houdt voor wat burgers naast burgerparticipatie allemaal nog meer moeten. En ze raden aan om beter na te denken over ‘beleidsbeïnvloedende’ (zoals lobbyen en meebeslissen) en ‘zelfredzame’ participatie (zoals de buurt schoonmaken of een buurthuis runnen). Die twee lopen niet automatisch in elkaar over. En: ‘Meer zelfredzame participatie vergt de bereidheid om ook meer beleidsbeïnvloedende participatie te accepteren.’ Met de historische en de internationale vergelijking biedt het boek zeker de beloofde ‘verbreding van perspectief’. Toch was het mooi geweest als dat perspectief nog breder was getrokken. De vraag waarom burgerparticipatie zo actueel is, relateert het SCP immers bijna uitsluitend aan de wens van beleidsmakers die daarmee bezuinigingsdoelen maskeren. Dat er ook autonome maatschappelijke ontwikkelingen zijn die tot burgerparticipatie leiden, komt in het boek maar zijdelings aan de orde. Denk aan de groeiende mondigheid van burgers, het vastlopen van de verzorgingsstaat en de opkomst van social media. Nico de Boer Deze recensie verscheen ook in Tijdschrift voor sociale vraagstukken, juni 2014, p. 64. De tekst is hier gratis te downloaden.Speciale aandacht voor hoofdstuk 8, pp. 149-166: Burgerparticipatie in de vroegmoderne Nederlanden |
|