Maaike de Boois Discipline zonder discipline De opkomst en opheffing van de andragologie 1950-1983 eigen beheer, , 2018 ISBN 978-94-9301-414-5 € 25.00 Bestellen |
|
Het is bijna niet meer voor te stellen, maar ooit was er in ons land een speciale wetenschappelijke discipline die zich bezighield met het welzijnswerk: de andragologie. Die discipline bestond van 1950 tot 1983, kreeg in 1970 een officiële status doordat ze werd opgenomen in het Academisch Statuut. Ze kende een stormachtige bloeitijd in de jaren zeventig maar verdween in 1983 roemloos van het toneel. Je zou andragologie dus kunnen beschouwen als een mislukking, maar dan wel een heel interessante. Wat zegt zo’n pijlsnelle rise and fall over de discipline zelf? En wat zegt het over Nederland in die jaren? Maaike de Boois nam ruim dertig jaar na de ondergang de taak op zich om een antwoord te vinden op die vragen. Ze las bergen literatuur, interviewde 24 betrokkenen en legde die twee informatiebronnen kritisch naast elkaar. Aan de hand van de wetenschapsfilosofen Kuhn en Gieryn analyseerde ze op basis van die data de disciplinevorming: van de vroege oorsprong in de jaren vijftig en zestig (wanneer grondlegger Ten Have zo goed als in zijn eentje van achter zijn studeertafel de grondslagen postuleert en het woord andragologie uitvindt), het spektakel vanaf 1968 (als de jonge wetenschap bijkans uit zijn voegen barst onder invloed van maatschappelijke dynamiek en een enorme toestroom van studenten) tot het begin van de jaren tachtig (als de omstreden discipline implodeert). Het resultaat staat in het proefschrift met de veelzeggende titel Discipline zonder discipline, waarop ze begin september 2018 promoveerde. Er zijn in die tussenliggende 35 jaar al eerder pogingen gedaan om te begrijpen wat er misging in 1983. Wat maakte toch dat die veelbelovende, dynamische, multidisciplinaire wetenschap – waarnaar in principe een grote behoefte was in de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat – als een kaartenhuis inzakte? De ene analyticus wees op de geringe wetenschappelijke status, de tweede op het verlies van legitimiteit van sociale interventies, een derde op de zwakke wetenschappelijke identiteit en het gebrek aan maatschappelijke relevantie. De Boois doet in haar proefschrift een poging om al die factoren in hun onderlinge samenhang te beschouwen en daarbij niet alleen te kijken naar de ondergang maar ook naar de opkomst van de andragologie. Daarin slaagt ze in grote mate. Discipline zonder discipline geeft een veelomvattend beeld van de ontwikkelingsgang van deze omstreden wetenschap. Na dit proefschrift kan het boek van de andragologie worden gesloten. Toch blijft er veel knagen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de relatie met de maatschappelijke context. De Boois heeft daar oog voor en begint elk hoofdstuk dan ook met een beschrijving van die context. Die beschrijvingen zijn echter noodzakelijkerwijs een keus, een interpretatie. In de context van de jaren 80 houdt die keus in, dat ze vooral spreekt over de toegenomen hang naar doelmatigheid bij de financiers. Natuurlijk was die hang een factor van belang, maar gold dat niet ook voor andere factoren, zoals de decentralisatie (gemeenten aan het voortouw, het ministerie op de achterbank), het groeiende besef dat zorg niet zonder welzijn kon en vice versa, de emancipatie van burgers en de opkomst van de identiteitspolitiek? Was het toeval dat de andragologie haar bloeitijd beleefde in de periode dat er nog volop geloofd werd in een bestaansrecht voor afzonderlijke welzijnsprofessionals? Nog zo’n aspect dat blijft knagen, is de rol die De Boois aan studenten toekent. Hun toestroom is eerst een teken van de vitaliteit van de andragologie, maar verkeert gaandeweg in een faalfactor. Zo stelt De Boois: ‘…met hun modieuze denkbeelden, waar bovendien verschillende docenten zich bij aansloten, verstoorden zij de wetenschapsbeoefening’ en ‘frustreerden ze het proces van identiteitsvorming’ (p272). Hoe modieus is een wetenschapsbeoefening die zich laat verstoren door de kritische inbreng van studenten? Is dat ‘verstoren’ of een welkome correctie op de studeerkamerwetenschap van grondlegger Ten Have? Mooi aan Discipline zonder discipline is, dat het voer geeft voor zulke knagingen. Het boek van de andragologie kan dicht. Dat schept ruimte voor een belangrijker kwestie: hoe we in het volle besef van de opkomst en ondergang van de andragologie betere wegen kunnen vinden voor positief-kritische wetenschappelijke aandacht voor de sociale sector. Auteur: Nico de Boer Beoordeling redactie: |
|