NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
2006 Databank Effectieve Jeugdinterventies
Wat werkt en hoe weten we dat?
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste

Databank Effectieve Jeugdinterventies Wat werkt en hoe weten we dat? Beroepskrachten die met jeugd werken, kunnen kiezen uit een groot aantal methodieken, interventies en programma’s. Daar zijn oude, beproefde methoden bij, maar ook pas ontwikkelde aanpakken waarvan nog niet bekend is of ze zullen aanslaan. Sommige, zoals Youth at Risk, worden niet meer uitgevoerd, van andere, zoals de intensieve pedagogische thuishulp, bestaan tientallen varianten. Voor de totale jeugdsector gaat het om meer dan duizend verschillende manieren van werken voor jeugdigen en opvoeders.
Welke interventie in een gegeven situatie werd ingezet, was lange tijd vooral afhankelijk van de individuele voorkeur van professionals of van de traditie bij een instelling. Op deze situatie is de laatste decennia steeds meer kritiek gekomen vanwege de willekeur waartoe dit leidt, maar ook omdat het zo niet mogelijk is om systematisch kennis op te bouwen over effectiviteit en de factoren die daarbij een rol spelen. Bovendien willen overheden en financiers/verzekeraars zeker weten dat de hulp die zij betalen ook effect heeft.
Maar ook in de jeugdsector zelf groeide de behoefte aan meer inzicht in wat wanneer werkt. Instellingen gaan meer doen aan onderzoek en ze gaan beter bijhouden welke resultaten ze boeken. Met de gezondheidszorg als voorbeeld komt de vraag op naar evidence based interventies, manieren van werken die gebaseerd zijn op wetenschappelijk getoetste theorieën en op empirische gegevens.

In 2002 heeft het NIZW, samen met een groot aantal partners, de basis gelegd voor een omvattende bundeling van informatie op een breed terrein. Niet alleen over probleemjeugd of voor een deelsector, maar op alle terreinen van opvoeden en opgroeien. ICT-ontwikkelingen en de opkomst van het internet maakten het mogelijk om dit in de vorm van een databank te doen. Daarin kon relevante informatie systematisch en volgens een vast stramien worden verzameld en beschikbaar gesteld.
Duidelijk was dat zo’n databank meer dan een doorgeefluik van informatie moest zijn. Er diende ook een ordening naar kwaliteit en effectiviteit in te komen. In eerste instantie werden panels van onafhankelijke deskundigen ingezet om de interventies te beoordelen. Vanaf 2007 doet de Erkenningscommissie Interventies dit (zie kader). Na een jaar proefdraaien verscheen de Databank Effectieve Jeugdinterventies begin 2006 op internet: vanaf dat moment kan iedereen zien welke interventies zijn beoordeeld als goed onderbouwd of effectief.
Naarmate de bekendheid van de databank toenam, is de stimulerende werking ervan sterker geworden. Ontwikkelaars willen hun interventie in de databank hebben. Financiers en uitvoerende organisaties willen alleen nog maar werken met interventies die in de Databank staan of die op weg naar erkenning zijn. De Databank heeft ook een impuls gegeven aan het doen van (effect)onderzoek door duidelijk aan te geven hoe effectiviteit kan worden vastgesteld en hoe uitvoering en onderzoek elkaar verder kunnen helpen.

Interventies laten beoordelen door een commissie van onafhankelijke deskundigen, volgens een vast systeem en met duidelijke criteria, is een aansprekende manier om het kaf van het koren te scheiden. Dit erkenningstraject werd in eerste instantie gedragen door het Nederlands Jeugdinstituut (als opvolger van het NIZW) en het Centrum Gezond Leven van het RIVM. In 2011 is daar het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid bij gekomen, en in 2012 Movisie en het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen.

Alle aandacht voor evidence based werken heeft ook weerstand opgeroepen. De nadruk zou te veel op de interventie liggen en te weinig op de professional en diens relatie met de cliënt. En de onderzoeks-designs die hard bewijs moeten leveren, reduceren de complexe werkelijkheid, waardoor de resultaten niet geldig zijn. Deze geluiden moeten serieus genomen worden en ze dragen ook bij aan een voortdurende verbetering van de uitvoeringspraktijk van de jeugdzorg.

De Databank is hoe dan ook onderdeel en aanjager van een beweging in de richting van meer effectief werken in de jeugdsector. Belangrijke elementen daarin zijn: expliciet maken en onderbouwen wat je doet, gebruikmaken van bestaande kennis, toetsen en voortdurend verbeteren van interventies en van het beroepsmatig handelen. De Databank vormt in die ontwikkeling een vast baken van geaccumuleerde kennis uit praktijk en wetenschap.


Publicatiedatum: 15-10-2012
Datum laatste wijziging :21-11-2022
Auteur(s): Gert van den Berg,
Verwante vensters
Extra

Beoordeling van interventies
Vanaf 2007 toetst de Erkenningscommissie Interventies, met subcommissies op verschillende deelterreinen, aan de hand van vaste criteria of een interventie theoretisch goed onderbouwd is en of uit onderzoek blijkt dat deze effectief is. Een interventie is theoretisch goed onderbouwd wanneer aannemelijk wordt gemaakt dat met de betreffende aanpak de beoogde doelen kunnen worden bereikt. De commissie beoordeelt onderzoeksuitkomsten aan de hand van de bewijskracht van onderzoek. Positieve resultaten uit een quasi-experimenteel onderzoek zijn een sterker bewijs van effectiviteit dan gunstige uitkomsten uit een onderzoek met alleen een voor- en nameting.

Verder studeren
Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
Video


Video: wat is de databank Effectieve Interventies?


Tom van Yperen, bijzonder hoogleraar bij de Universiteit Utrecht en expert op het gebied van effectiviteit in de jeugdzorg: 'Hoe effectief zijn verschillende behandelprogramma's in de jeugdzorg? Dit dossier geeft een goed overzicht van vragen en discussiepunten die er zijn rond de effectiviteit van de jeugdzorg'.

eerste   vorige   homepage   volgende   laatste