NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1933 Daan Mulock Houwer
Ervaringsdeskundige, hervormer, praktijkman en visionair
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Daan (Daniël Quirin Robert) Mulock Houwer was decennialang een van de gezichtsbepalende figuren in de Nederlandse kinderbescherming. Hij werd geboren op 10 maart 1903 als zoon van Daniël Quirin Mulock Houwer en Augustina Vermandel. Zijn vader kwam uit Zierikzee, zijn moeder uit Alkmaar, maar de twee ontmoetten elkaar in Antwerpen, waar Augustina een koffiehuis bestierde. Ze waren niet getrouwd en woonden ook niet samen. Al op 5-jarige leeftijd verloor Daan zijn vader. In 1917 overleed zijn moeder waardoor hij op zijn 14e wees werd en in Nederland begon aan een zwerftocht langs familieleden van zijn moeder. Door ingrijpen van familie van zijn vaders kant, de Mulock Houwers, werd hij geplaatst in ‘opvoedingsmaatschappij Zandbergen’ in Amersfoort, zijn eerste kennismaking met de jeugdzorg.

Hij verbleef in meerdere pleeggezinnen, in een daarvan trof hij zijn latere vrouw Kea. Na zijn HBS-examen, volgde hij uiteindelijk de Middelbare Koloniale Landbouwschool in Deventer, waarna hij in 1925 naar Noord-Sumatra vertrok om te gaan werken als assistent-planter. Met Kea, inmiddels zijn vrouw, besloot hij echter dat hun toekomst niet in Indië lag. Ze schreven dat aan Zandbergen-directeur Ortt die niet aarzelde: ‘Gij kunt solliciteeren’. In 1927 gingen Mulock Houwer en zijn vrouw aan de slag als groepsleiders en kregen ze de zorg voor zo’n 65 jongens en meisjes van 12 tot 20 jaar. Het was het begin van hun lange carrière in de jeugdzorg. In 1929 werd Mulock Houwer adjunct-directeur van het observatiehuis in Amsterdam, en in 1933 werd hij directeur van Zandbergen. Ondertussen studeerde hij in deeltijd pedagogiek op de Universiteit van Amsterdam, bij Philip Kohnstamm.

Met zijn ideeën en activiteiten behoorde Mulock Houwer voor de oorlog tot een klein gezelschap hervormingsgezinden, dat bekend stond als ‘rebellenclub’. Hij experimenteerde met wat toen zelfbestuur van jongeren (tegenwoordig zouden we dat cliëntenparticipatie noemen) heette. In een tijd waarin de tehuizen als kleine kazernes werden georganiseerd, was dat een revolutionair geluid. Mulock Houwer ergerde zich aan wat hij het ‘ontstellend dilettantisme’ in de kinderbescherming noemde - het gebrek aan scholing en aan het negeren van beproefde pedagogische methodieken. Hij schreef het eerste Nederlandse handboek over gestichtsopvoeding (Gestichtspeadagosche hoofdstukken, 1938) en pleegzorg (Gezinsverpleging, 1940). Veel impact hadden zijn uitgesproken ideeën echter niet. De regenten van de kindertehuizen toonden zich vooral aanhangers van een pedagogiek die eerder gedragen werd door geloof dan door inzichten.

In Gestichtspaedagogische hoofdstukken toont hij overigens begrip dat de gemiddelde gestichtsopvoeder weinig boodschap zal hebben aan zijn ideeën, omdat die al blij is als hij met een heterogene groep jongeren zonder al te veel problemen de avond heeft gehaald. Maar, bij dat begrip voor die situatie wil hij het niet laten, want, zo laat hij erop volgen, het gevaar bestaat dat het opvoedingsklimaat blijft steken in ‘het schabloneachtige en de sleur’ en: ‘Zoo sluipt dan ook in de gestichten, die in beginsel individueele opvoeding huldigen, de onpersoonlijke opvoeding binnen en verdringt massale dressuur de persoonlijkheidspaedagogie’. Die rake constatering zou tot ver in de jaren zestig het pedagogische klimaat in veel kindertehuzien typeren.

Direct na de oorlog trok Mulock Houwer met anderen aan de bel met het manifest Vijftigduizend kinderen roepen om hulp! Hij tekent op de middenpagina’s een organogram van een nieuwe ‘rijksorganisatie’ op basis van verplichte samenwerking en rijkscontrole in de jeugdzorg, met een centrale rol voor een nieuw Nationaal Bureau voor de Kinderbescherming. Het is een blauwdruk voor een op moderne leest geschoeide jeugdzorg. Hij verkondigt deze boodschap inmiddels met zoveel vuur en gezag dat hij door het rijk gevraagd wordt daar zelf uitvoering aan te geven. Zijn werkgever Zandbergen (waar hij na terugkeer uit het concentratiekamp waar hij vanwege verzetsactiviteiten in de oorlog terecht was gekomen weer als directeur aan de slag was gegaan) leent hem er graag voor uit, zijn vrouw Kea vervangt hem als directeur, een taak die ze ook al in de oorlog op zich had genomen. Zo begint Mulock Houwer eind 1945 structuur aan te brengen in de naoorlogse jeugdzorg van Nederland.
Zijn vernieuwingsenergie smoort echter in de restauratie van de vooroorlogse verzuilde verhoudingen. De vooroorlogse vrijblijvendheid neemt al snel weer bezit van de Kinderbescherming en kindertehuizen. Wel worden vanaf 1947 cursussen Kinderbescherming A en B opgezet, de start van de professionalisering van de jeugdzorg.

In 1949 treedt Mulock Houwer weer in functie bij Zandbergen, waar hij tot 1957 directeur blijft. Dat jaar wordt hij gekozen tot secretaris-generaal van de Union Internationale de Protection de l ‘Enfance (Internationale Unie voor Kinderbescherming), een non-gouvermentele organisatie gevestigd in Genève. In zijn afscheidsjaar, 1967, krijgt hij een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Aan die universiteit kreeg hij later dat jaar een aanstelling als wetenschappelijk hoofdmedewerker voor onderwijs en onderzoek in de orthopedagogiek.

Mulock Houwer heeft een grote reeks van publicaties op zijn naam staan. Daarin toonde hij zich een man van de praktijk. Wat hij in de dagelijkse omgang met kinderen zag en ervoer, deed hem steeds op zoek gaan naar bruikbare visies en effectieve methoden. Hij bekeerde zich niet tot één pedagogische school, leidsman of richting, maar ging eclectisch te werk. Uit zijn publicaties is die zoektocht naar inspirerende voorbeelden duidelijk af te lezen. De ervaringen en mogelijkheden van het kind moesten het uitgangspunt vormen voor interactie, opvoeding en behandeling. Het was ook het soort benadering die van de groepsleider, pedagoog, psycholoog en andere beroepskrachten vroeg om tot een meer dan oppervlakkige betrekking met een pupil te komen. Hij beschouwde het verwaarloosde of misdadige kind als slachtoffer van zijn omgeving: gebrek aan liefde had geleid tot onvoldoende innerlijke groei, welk tekort zich weer uitte in onaangepast gedrag. De uniforme op straffen en disciplineren gerichte aanpak van de meeste heropvoedingsinstellingen werkte volgens hem volkomen averechts en miskende het individuele kind en diens gevoelens en behoeften.

Als in het begin van de jaren zeventig de Kinderbescherming eindelijk begint te bewegen, meldt Mulock Houwer zich opnieuw aan het front. Het manifest heet dit keer Een nieuw plan voor de kinderbescherming en is geschreven samen met de Rotterdamse hoogleraar Peter Hoefnagels, die als hoofdauteur fungeert, en de jonge socioloog Bram Peper. De auteurs verzetten zich heftig tegen het langdurig schuiven met kinderen en rapporten tussen instanties. Zij stellen een vergaande vereenvoudiging voor: maak één maatschappelijk werker verantwoordelijk, met een team van deskundigen (psychiater, psycholoog, pedagoog, gezinssocioloog) om haar heen. Zij raadpleegt de deskundigen, die zo nodig zelf in actie komen, en gaat met het gezin aan de slag. De Kinderrechter wordt er zo lang mogelijk buiten gehouden, die is er alleen voor noodgevallen. Het is een gedachtegang die decennia later opnieuw te beluisteren valt in de voorstellen (een gezin, een plan, een regisseur) om de jeugdzorg te reorganiseren.

Mulock Houwer overlijdt op 27 juni 1985. Zijn werk raakt in de jaren negentig enigszins in de vergetelheid. De meeste mensen in de jeugdzorg hebben dan geen idee meer wie hij was en wat hij heeft betekend. Pas vanaf 2010 is zijn werk weer in de belangstelling komen te staan, onder meer door de jaarlijkse (vanaf 2011) Mulock Houwer-lezing. Wat Mulock Houwer nog steeds actueel maakt, zijn zijn beroepshouding en mentaliteit. Op basis van zijn werkzaamheden valt er moeiteloos een lijstje samen te stellen van eigenschappen en eisen waaraan beroepskrachten in de jeugdzorg, van groepsleider tot directeur, van gezinscoach tot onderzoeker idealiter zouden moeten voldoen: beschikkend over veel kennis en kunde, nieuwsgierig, onderzoekend, kritisch, onafhankelijk, open voor nieuwe ideeën en benaderingen, creatief, bruggen bouwend, internationaal georiënteerd, humoristisch, uitgaand van vragen en behoeften van de cliënt, altijd praktijk verbindend met de theorie, onderzoek met beleid, net zo goed thuis op de werkvloer als in de directiekamer.

Deze tekst is voor een groot deel gebaseerd op de korte biografie die Maurice van Lieshout schreef, Rebel with a cause. Daan Mulock Houwer (1903-1985), vernieuwer van de jeugdzorg.

Publicatiedatum: 22-02-2016
Datum laatste wijziging :23-02-2016
Auteur(s): Jos van der Lans,
met dank aan Maurice van Lieshout
Verwante vensters
Verder studeren
Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
Video

Voorafgaand aan de Mulock Houwer-lezing 2014 van Wim Slot gaf publicist Maurice van Lieshout een presentatie over zijn onderzoek naar de 140-jarige geschiedenis van Maatschappij Zandbergen voor jeugd- en opvoedhulp. Hij deed dat aan de hand van een aantal innovaties die kenmerkend zijn voor het werk van Zandbergen, zowel van pioniers als Scheltema, Ortt en Mulock Houwer als van hun naoorlogse en hedendaagse opvolgers. Meer informatie over de publicatie Thuis bij Zandbergen. 140 jaar jeugdzorg vindt u onder de rubriek 'Literatuur'.

eerste   vorige   homepage   volgende   laatste