NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1800 VOORGESCHIEDENIS
Weeshuizen - kraamkamers van jeugdzorg
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Bij weeshuizen denken we tegenwoordig vooral aan India of Haïti. Vroeger, toen de sterfte onder jonge ouders hoog was, waren weeshuizen hier ook een bekend fenomeen. Vanuit heel Europa werd er in de zeventiende eeuw met bewondering gekeken naar onze wezenzorg in de Gouden Eeuw, die zijn gelijke niet had. In de meeste steden ging het om ‘Burgerweeshuizen’, die alleen kinderen van erkende burgers van de stad opnamen. Maar dat gold niet voor allemaal. Het Leidse Heilige Geest Weeshuis nam bijvoorbeeld alle ouderloze kinderen op, ongeacht geloof of afkomst van de ouders. In de zeventiende eeuw zat het vol met Vlaamse immigrantenkinderen. Ook ving het aan hun lot overgelaten halfwezen op, van wie de vader op zee was of de moeder in het gevang zat, de zogenoemde ‘houkinderen’. Ook het grote Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam herbergde duizenden zwerfkinderen. Deze weeshuizen werden niet gefinancierd uit belastingopbrengsten, maar bedropen zich uit eigen vermogen, verkregen uit schenkingen en collecten. Hoe meer die giften konden worden belegd, hoe meer het huis in tijden van nood onafhankelijk was van de vaak tegenvallende giften.

Het oudste weeshuis was vermoedelijk het Zoudenbalchhuis in Utrecht, dat dateert van 1491. In de loop van de zestiende eeuw kreeg vrijwel elke stad zo’n instelling. Ze ontstonden toen de gewoonte verdween om kinderen al na de eerste communie als leerjongen of dienstje bij anderen in de kost te doen. Bij de opkomst van het burgerlijk gezinsleven, waarbij pubers langer onder hoede van hun ouders bleven, vielen weeskinderen tussen wal en schip. De maatschappij zag ze liever opgevoed in een instituut dan als zwerfjongeren zonder werk op straat hangen. De nieuwe calvinistische godsdienst met haar strenge opvoedingsideeën speelde daarbij ook een grote rol. Overigens kwam slechts een deel van de wezen in weeshuizen terecht. De meesten werden opgenomen door familie. Vooral kinderen van wie de familie daarvoor te arm was, waren op weeshuizen aangewezen. Op het platteland werden weeskinderen vaak via de armenzorg uitbesteed aan particulieren, met veel misstanden tot gevolg.

In de loop der tijd nam met de opvoedingsambities de leeftijd toe waarop de weeshuizen hun pupillen de maatschappij in stuurden. In de achttiende eeuw hielden weeshuizen ze wel tot hun 25ste jaar vast. Dat zorgde voor veel opvoedingsconflicten, weglopen en zwangerschappen. De opvoedingsambities leidden ook tot weeshuizen voor eigen kring, die een goede katholieke of doopsgezinde opvoeding konden waarborgen.

In de negentiende eeuw groeide de kritiek op het instituut weeshuis. Een grote rol speelde daarbij ongetwijfeld de roman Oliver Twist van de Engelse schrijver Charles Dickens. Zijn inktzwarte beeld van uitbuiting van het arme weeskind trilt nog altijd na. Voor Nederlandse weeshuizen was dat beeld niet terecht. Kinderarbeid in fabrieken kwam hier onder weeskinderen nauwelijks voor. De meeste weeskinderen kregen juist een veel betere school- en vakopleiding dan gebruikelijk was in het milieu waaruit ze afkomstig waren. Vooral weesmeisjes groeiden echter in weeshuizen maatschappelijk zeer geïsoleerd op. Ze kwamen vaak nauwelijks buiten de muren van het instituut. En kadaverdiscipline en gebrek aan persoonlijke aandacht waren in weeshuizen schering en inslag.

Hervormers zochten het vooral in de bossen, zoals het wezendorp Neerbosch bij Nijmegen, of in de herontdekking van het pleeggezin, zoals de Maatschappij tot Opvoeding van Wezen in het Huisgezin van de Dokkumse dominee M.W. Scheltema. Dat alternatief bleek overigens minder idyllisch dan gedacht.

Door de daling van de sterftekansen sinds 1880 kwamen er steeds minder weeskinderen. Weeshuizen werden langzamerhand een overleefd instituut. In grote sombere gebouwen zat vaak nog maar een handvol kinderen. Sommige weeshuizen vormden zich om tot kinderbeschermingstehuizen. Met de invoering van de Algemene Weduwen en Wezenwet van 1959 viel voor de meeste weeshuizen definitief het doek. Dankzij die uitkering konden weeskinderen in het vervolg eenvoudiger bij familie of pleeggezinnen worden ondergebracht.

Publicatiedatum: maart 2012,
laatste wijziging: 5 mei 2013.
Auteur: Kees van der Wiel

Publicatiedatum: 15-03-2012
Datum laatste wijziging :05-05-2019
Auteur(s): Kees van der Wiel,
Verwante vensters
Extra Wezenkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid
Generaal-majoor Johannes van den Bosch lanceerde in 1818 een visionair plan om de schrikbarende armoede in Nederland op te lossen door bedelaars en weeskinderen in Drenthe de heide te laten ontginnen. Zijn Maatschappij van Weldadigheid kreeg warme financiële steun van koning Willem I. De eerste aanzet met vrijwilligers leverde weinig respons op. Daarop besloot de generaal de operatie met militaire middelen aan te pakken. Hij vorderde onder meer vierduizend weeskinderen in een kazerneachtig gebouw in Veenhuizen. Weeshuizen die van overheidsmiddelen afhankelijk waren, werden ondanks veel verzet gedwongen een contingent te leveren. Uit het Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam werden alle duizend wees- en zwerfkinderen onder militaire begeleiding opgezonden. De leefomstandigheden in de kolonie waren erbarmelijk. Negentig procent van de jongens kwam niet door de keuring voor militaire dienst. Van opleiding tot landarbeider kwam niets terecht. De meesten belandden als bedelaar weer in de stad. In 1869 werd de mislukking erkend en werd de wezenkolonie opgeheven.
Verder studeren
  • Bakker, N., Noordman, J. & Rietveld - van Wingerden, M. (2006), Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en praktijk 1500-2000.  Assen: Van Gorcum, Hoofdstuk 8, pp. 329-356.
  • PDF document Mulock Houwer, D.Q.R., (1975), 'De wezenzorg in de 19e en 20e eeuw',  in Daar de Orangie-appel in de gevel staat: in en om het weeshuis der doopsgezinde collegianten, 1675-1975, Amsterdam, Stichting Weesh. Doopsg. Coll. "Oranje-appel".
  • Externe link Heidi Offerman, Feija Doornenbal (2015), Altra Canon In 2015 bracht de brede jeugdzorgaanbieder Altra een eigen Canon online, met veel verwijzingen naar de geschiedenis van de ejugdzorg.
Literatuur
  • Wiel, Kees van der (2010), Dit kind hiet Willem, De Heilige Geest in Leiden – 700 jaar vondelingen, wezen en jeugdzorg. Leiden: Primavera Pers.
  • Groenveld, S., e.a (1997), Wezen & Boefjes, zes eeuwen zorg in wees- en kinderhuizen.  Hilversum: uitgeverij Verloren.
  • Tilanus, C.P.G. (1998), Jeugdzorg: historie en wetgeving Utrecht: SWP.
  • Vlis, I. van der (2002), Weeshuizen in Nederland, de wisselende gestalten van een weldadig Instituut  Zutphen: Walburg Pers.
Aanvullend materiaal
  • PDF document Wieske den Hollander-Jurgens (1974), Herinneringen van een wees uit de jaren 1904-1922 Uit: Uit: Kees van der Wiel, Dit kind hiet Willem, De Heilige Geest in Leiden – 700 jaar vondelingen, wezen en jeugdzorg. Leiden: Primavera Pers.
  • PDF document Kees van der Wiel (2010), Bespreking van Anne Marie, een weeshuisnovelle van Hendrik Tillema uit 1868. Uit: Dit kind hiet Willem, De Heilige Geest in Leiden – 700 jaar vondelingen, wezen en jeugdzorg. Leiden: Primavera Pers.
  • PDF document Kees van der Wiel (2010), Ommegaanders. Uit: Dit kind hiet Willem, De Heilige Geest in Leiden – 700 jaar vondelingen, wezen en jeugdzorg. Leiden: Primavera Pers. Ommegaanders was een selecte groep oudere wezen die door de leiding werden ingeschakeld voor de ordehandhaviong.
  • PDF document Kees van der Wiel (2010), Minnen, een afnemend verschijnsel.  Uit: Dit kind hiet Willem, De Heilige Geest in Leiden – 700 jaar vondelingen, wezen en jeugdzorg. Leiden: Primavera Pers.
  • PDF document Wieteke van Zell (2016), Zorgpaleizen In: de Volkskrant, 7 december 2016. {Waarom waren weeshuizen, bejaardentehuizen, verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en gevangenissen vroeger prestigeobjecten met hoogwaardige architectuur en nu niet meer?]
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
Video


Hoe zag het leven van een weeskind er in de 16e eeuw uit? Door wie werden de wezen opgevoed? Hoe waren hun toekomstperspectieven? Ben Kolster praat erover met historicus Machiel Bosman die de roemruchte geschiedenis van het weeshuis in Culemborg beschrijft in Het weeshuis van Culemborg, 1560 -- 1952. Ook te gast is Karel Jan Bongaerts, conservator van het Museum Elisabeth Weeshuis.


De geschiedenis van de wezeninrichting *later Kinderdorp( Neerbosch in Nijmegen, opgericht door Johannes van 't Lindenhout in 1863.

eerste   vorige   homepage   volgende   laatste